Spijker - Nagelfabriek

J.G. Lambriex - Petrus Regout

Spijker - Nagelfabriek J.G. Lambriex en Petrus Regout

In een verslag van de ‘Provinciale Inspecteur der Belastinge’ in het jaar 1834, werd gemeld tot men met de Spijker en Nagelfabriek van J.G. Lambriex en Petrus Regout, in de maand Maart, 1834 begonnen is. J.G. Lambriex was een zwager van Petrus Regout, en was meester slotenmaker. ‘Het fabriek’ was in die tijd niet meer dan een werkplaats, in het huis van Lambriex, gelegen in de Kleine Staat. De fabricage was toen nog in de periode van een experiment. In dezelfde maand vroeg Lambriex aan de Burgemeester en Schepen van Maastricht, om in het pand nummer 1303, gelegen aan de Boschstraat, om daar drie smidjes te mogen plaatsen, smidsjes was in die tijd de naam van de smid, met smeedvuur, aambeeld en toebehoren. Men wilde in Nederland niet afhankelijk zijn van de invoer van spijkers uit België, dat nog in oorlog was met Nederland. Maar ook de hoge werkloosheid in Maastricht en de behoefte aan spijkers, was een grond om fabrieken te openen en te vestigen in Maastricht. Men kreeg al snel toestemming en in April 1834 werd daar de eerste spijker gesmeed. Het tweetal werkte onder de naam van “De Firma van P.Regout & J.G. Lambriex” In de loop van datzelfde jaar, trad Thomas Regout toe en werd de naam van het Spijkerfabriek veranderd in “Nieuwe Nederlandsche Spijkerfabriek P & T Regout & J.G. Lambriex” te Maastricht. Voor het smeden van spijkers deed het nieuwe fabriek vaklui uit Luik aannemen. Men maakte grote kosten om die vaklui naar Maastricht  te halen, zodat die ook naar Maastricht zouden verhuizen.

Het Spijkerfabriek bood handgeld, een hoger loon, en vrij wonen dat men in België kon krijgen of betalen. Maar het harde leven binnen de vestingstad Maastricht was niet naar de zin van de Belgen en het verloop was dan ook groot onder de Belgen. In het begin van het jaar 1838 waren van de 227 gewerfde werklui, uit het opstandige land België ondergebracht in vaste woningen van de fabriek. Op de Boschstraat werd een gebouw met woningen ingericht, waar plaats was voor 200 werkmensen. Ook werd het fabriek in dat jaar, verplicht om een jongen, woonachtig in Maastricht een opleiding in de fabriek te laten doen. Rondom Maastricht lagen toen Belgische soldaten, en de grenzen waren daardoor gesloten. Maar langs de maas en de Zuidwillemsvaart kwamen de spijkers vanuit Luik Maastricht binnen die goedkoper waren dan die van Thomas Regout. In Luik had men ijzererts en kolen bij de hand en zo kon men daar goedkoper produceren. Ook waren de lonen lager als in Maastricht. Het verzoek aan de Koning om de spijkers uit België te belasten met 10 a 15% werd niet goedgekeurd. In het jaar 1841 werd een onderzoek ingesteld in de fabrieken door de overheid. Men kreeg een goed beeld van hoeveel mensen er in het fabriek werkte en hoe oud of jong de arbeiders waren. Het Spijkerfabriek had toen 83 personen in dienst: 20 mannen, 50 grote jongens, en 13 kinderen tussen de 9 en 15 jaar. De mannen verdiende 100 tot 125 cent, de grote jongens 40 tot 60 cent, en de kinderen van 25 tot 40 cent per dag.

In het jaar 1843 kwamen de broers Regout en J.G. Lambriex overeen hun firma te ontbinden. Na 1843 werd Thomas Regout alleen eigenaar vaan het Spijkerfabriek. Thomas Regout verplaatste zijn fabriek van de Boschstraat naar de Drie Emmerstraat. Dat was een straat gelegen achter de Gubbelstraat. Hier groeide het fabriek in de loop van een tiental jaar uit tot een groot spijkerfabriek.

Er waren genoeg ervaren spijkersmeden uit Maastricht die in het nieuwe fabriek konden werken. Voor de N.H.M. (de Nederlandse Handelsmaatschappij) had hij veel spijkers nodig, die gebruik werden voor het bouwen van nieuwe schepen die naar het Oosten voeren. De N.H.M. was opgericht nadat de V.O.C. failliet was gegaan, en handelde in koloniale waar. Ook door de goede kwaliteit van de spijkers van Regout, zorgde ervoor dat het bedrijf het hoofd boven water kon houden. Maar in het jaar 1851 werkte er nog maar 46 personen in het fabriek. In 1850 kwam het kanaal Maastricht – Luik klaar en in 1854 de spoorverbinding Maastricht – Aken. Ook het spoor van Maastricht en Nijmegen kwam in 1863 af en dat was weer gunstig  voor het transport naar het Noorden van het land en naar Duitsland. De grootste verandering in het fabriek was de stoommachine. Thomas Regout had een stoommachine gekocht, en van toen af aan werden de machines aangedreven door stoomkracht en werden de spijkers mechanisch gemaakt. Werden de spijkers met de hand gemaakt dan had men driemaal zoveel werkmensen nodig. Waarschijnlijk had Thomas bij zijn broer Petrus geld geleend om de machine te kunnen kopen. Vanaf 1857 maakte Thomas Regout twee producten, namelijk spijkers en draarnagels. In het jaar 1862 stierf Thomas Regout op 57 jarige leeftijd en liet hij een vrouw en vijf kinderen achter. Het ging weer niet goed met de fabriek. De export naar Nederlands-Indië viel onder andere weg, dat was van grote invloed op de fabriek en de werkmensen. Het aantal werkmensen werd met de helft terug gebracht tot 31 personen. Wie toen de leiding nam is niet bekend maar het fabriek ging verder onder de naam “Wed. Thomas Regout en kinderen”. In 1870 begon een nieuw begin voor het fabriek omdat twee schoonzonen tot de firma toetraden en een vennootschap. Een rijke schoonzoon was Henri Rutten (1833-1909), bierbrouwer en zoon van een bekende familie uit Zuid Limburg. Hij trouwde in 1868 met dochter Victorine.

De andere schoonzoon was Eugène Regout (1831-1908) zoon van Petrus Regout en mede vennoot in het bedrijf van zijn vader. Hij was dus een volle neef van Léonie, waar hij in 1864 mee trouwde. Eugène die al uit een ander huwelijk drie kinderen had, kreeg bij Léonie nog negen kinderen. De nieuwe naam van het fabriek werd toen veranderd in “Spijkerfabriek Thomas Regout en Compagnie. Het fabriek werd sterk uitgebreid en in een paar jaar groeide het aantal spijkers en draardnagels machines uit, van 40 naar 83. In 1875 werd een nieuw stoommachine aangekocht, van 80 pk. In 1875 werd de totale productie over de één miljoen kilo. In de jaren rondom 1900 zag de N.V. zich gedwongen om beslissingen te nemen die van groot belang waren voor de toekomst  van de fabriek. Het rommelde tussen de bedrijfsleiding en de eigenaren en bracht de fabriek aan de rand van de afgrond. Het was een gevaarlijke periode in het bestaan vaan “Spijkerfabriek Thomas Regout en Compagnie”. Men begon toen met zoeken naar andere en nieuwe producten. Een daarvan was naven voor fietsen. Ook werd het besluit genomen om te verhuizen naar een ander terrein omdat het fabriek in de Drie Emmerstraat behoorlijk vol lag. In 1903 werd een stuk grond gekocht waarop een nieuw fabriek gebouwd zou worden. Men had in de toen nog zelfstandige gemeente Oud Vroenhoven, in het Bosscherveld, grond aangekocht. De bouw van een modern fabriek werd gestart in 1904 en stond onder leiding van de Rijsselse ingenieur Sée. Op zondag 5 Januari 1905 werd de fabriek ingewijd en kon men de machines vanuit de binnenstad  verplaatsen naar Bosscherveld. Men had ook een nieuwe draadnagel machine gekocht en geplaats. In augustus was het fabriek gereed om de productie te beginnen.

In het jaar 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit en dat had grote gevolgen vaar de fabriek. Het duurde niet lang of men kwam zonder grondstoffen te zitten. De fabriek was genoodzaakt om de productie te staken en de meeste mensen naar huis te sturen. Naar een paar maanden begon de handel weer een beetje te draaien en kreeg men weer grondstoffen vanuit België en kon men in November gaan produceren. Pas met het aantreden van L.A.H. van Eyseren in 1939 trad een perioode van stabiele groei in. Van Eyeren bleef dertig jaar op zijn post. Ook in de Tweede Wereldoorlog waren er problemen met de fabriek, maar na de bevrijding in 1945 was de fabriek weer vol in bedrijf. De jaren na de oorlog deed de fabriek zich verder uitbreiden met nieuwe producten en de aankoop vaan het verchroomfabriek Bofu uit Swalmen. Men was begonnen met het produceren van gordijnrails, runners, bloksteunen, fietsonderdelen, bagagedragers, enz. enz. In 1999 werd de fabriek gekocht door het Amerikaans concern Compx, het duurde tot 2005 totdat de fabriek weer in Nederlandse handen kwam.

Voor het eerst in 1834 wordt Thomas’ naam vermeld als hij mede-eigenaar wordt van de spijkerfabriek van P. Regout en J.G. Lambriex. Daarna genoemd: de Nieuwe Nederlandsche spijkerfabriek van P. en T. Regout en J.G. Lambriex te Maastricht. Dat deze fabriek opgericht werd in 1834 is een opmerkelijke zaak; midden in de roerige tijden van de Belgische Opstand (1830-1839). Dit speelde Thomas en consorten in de hand want de Nederlanders wilden niet langer afhankelijk zijn van de Waalse spijkerfabrikanten en bovendien de inwoners werkgelegenheid bieden. Van 1843 tot zijn dood in 1862 was hij directeur van de Spijkerfabriek Thomas Regout 1843-1862.
Hierboven een aantal kranten artikelen van Thomas Regout van de periode 1870 t/m 1888 gevonden op Delpher Kranten.

Bron: website Mestreechtenere, Thomas Regout, Wikipedia, Foto aandelen, Krantenknipsels.Tekst; Royen E.J.G. Thomas Regout N.V. (Maastricht 1984).

Aonvaank