Hónskerke in Mestreech

(Hondenkar in Maastricht)

 

Hónskerke in Mestreech:

Ikzelf ben te jong om het te herinneren, ik heb eea opgevangen via mijn vader die hier wel ervaring mee had en met zijn eigen hond de hondenkar trok. Het klinkt romantisch maar dat is meestal bij gebeurtenissen en dingen uit het verleden, maar voor de mensen was het bitter ernst en een vorm van overleven. Door de hond hoefde ze tenslotte zelf niet meer zoveel te schouwen en konden ze veel meer meenemen en verkopen, hierdoor kon men zich zelf ook meer veroorloven, en de hond, de hond was een handig 'gebruiksvoorwerp' en leverde zo zijn eigen bijdrage. Hieronder een aantal verhalen over de hondenkar.

Het vervoer van de koopwaar naar de markt gebeurde op verschillende manieren. De allerarmsten die zich geen paard en wagen konden veroorloven wikkelde de kool, aardappels of suikerbieten in hun short of rok. Vaak werden manden met waar op de rug of aan de arm gedragen. De hondenkar was een populair transportmiddel. Forse beesten trokken de houten karren vooruit. Met de hondenkar werd van alles vervoerd, zoals aardappelen, brood, melk, oud ijzer, varkens, voederbieten, hooi, stro enz. Een 'karhond' was wel in staat om een gewicht van maar liefst 200 kg te vervoeren. Al naar gelang de helling van de te nemen weg werd gebruik gemaakt van een twee-spannige kar of een tweede hond om mee te trekken. Tijdens de wereldoorlog van 1914-1918 werd nog dankbaar gebruik gemaakt van de trekhond om de lichte kanonnen te trekken en voor de bevoorrading.  Het moet een hels kabaal zijn geweest: het lawaai van de ijzeren banden, de blaffende honden en commanderende bazen. Na aankomst op de markt werd de waar afgeladen, de hond gemuilkorfd en de wagen aan de ketting gelegd. Een onderwijzer van een lagere school aan de Spilstraat klaagde eens bij het gemeentebestuur omdat veel marktlieden hun hondenkar aan het schoolhek vastlegden en het geblaf de lessen verstoorde. In 1910 werd de trekhondenwet aangenomen en moesten de hónskerkes (hondenkarren) gekeurd worden. Iedere geleider van een trekhond werd verplicht om eenmaal per jaar hond, tuig en kar te laten keuren. Deze keuring gebeurde meestal in het voorjaar en was gratis. De eigenaars van karhonden werden hiervoor door de gemeente opgeroepen. De eigenaren werden verplicht om aan de zijkant van de kar een plaat te bevestigen met de naam en het nummer, waaronder hij ingeschreven stond. De keuring werd uitgevoerd door de gemeente-politie (“govie”) met hulp van een kantonnier. Tijdens de keuring werd met de maatstok de schofthoogte van de hond gemeten, die minimaal 60 cm diende te bedragen en de borstbreedte minimaal 14 cm, de buik- en borstriem minstens 4 cm breed en de draagriem op de rug minimaal 6 cm breed. Ook de hondenkar moest aan bepaalde eisen voldoen. Zo moest de kar voorzien zijn van een degelijke steun (“sjtreep”) aan de trekboom en van een drinkbak voor de hond. Als alles in orde was, werd de letter “G” naast de plaat ingebrand (de “G” stond voor: het voertuig is geschikt). Tegelijkertijd werd aan de eigenaar een keurbrief overhandigd. Degenen die met de hondenkar buiten de gemeente vertoefden, die bijvoorbeeld naar de markt of de molen trokken, waren verplicht deze keuringsbrief bij zich te hebben. De hondenkar was aan de voorkant voorzien van een kastje om de desbetreffende papieren in te bewaren. Een andere verplichting was een ijzeren handbeugel, bevestigd aan een van de bomen, om de kar mee te helpen trekken, als de last voor de hond te zwaar werd. De wet schreef tevens voor dat de begeleider van de hondenkar niet jonger dan 14 jaar mocht zijn. Een paar decennia later was de hondenkar uit het straatbeeld verdwenen. Noa Bove
 

De Hondenkar (de hôndskar in Geulle door J.Maassen)

De hondenkar was in de vorige eeuw nog een bekend vervoermiddel voor de groentetelers rond Maastricht zoals Amby, Sint Pieter, Wolder en Caberg. Deze gingen wekelijks met hun groenten naar de markt in Maastricht.
Bij het begin van de tweede wereldoorlog waren in ons land nog ruim duizend hondenkarren.
In 1957 was de “schande der wegen” verdwenen. Dit ouderwets vervoermiddel nam zowel in dorpen als steden een belangrijke plaats in.
Ook in Geulle waren diverse mensen met dit vervoermiddel. Melkhandel Pijls is in de beginperiode hiermee begonnen. Verschillende kleine boeren hadden ook een hondenkar voor het vervoer van veldvruchten en om de melkbussen naar de fabriek in Moorveld te brengen.
In 1910 was iedere geleider van een trekhond verplicht om eenmaal per jaar het hondentuig en de kar te laten keuren. Die keuring was voor de houder kosteloos. De keuring gebeurde meestal in april. Men had twee weken de tijd om de kar en het tuig een goede beurt te geven. In Geulle gebeurde de keuring op het pleintje voor de voormalige Coöperatie tegenover de Harmoniezaal. Op de kar moest duidelijk leesbaar adres en nummer waaronder men ingeschreven stond zijn aangebracht.
De keuring werd verricht door de veldwachter en de kantonnier van de gemeente. De schofthoogte van de hond moest minimaal 60 cm. en de borstbreedte minimaal 14 cm. zijn.
Buik en borstriem moesten 4 cm. breed zijn en de draagriem op de rug minstens 6 cm.
De kar moest in goede staat zijn en voorzien van een steun of stelt, een losse ligplank om de hond te laten uitrusten, een drinkbak en zoals reeds eerder is genoemd een naamplaat met nummer. Was alles in orde dan werd de letter “G”, van geschikt, naast de naamplaat ingebrand. De begeleider van de hondenkar mocht niet jonger zijn dan 14 jaar en het was verboden zelf op het karretje plaats te nemen. Lastige en agressieve honden droegen een lederen muilkorf, dit om mogelijk bijten te voorkomen.
Er waren ook mensen die een geitenbok aanleerden in plaats van een hond om in de kar te lopen. Die had dan met de keuring en andere voorschriften niets te maken. Maar deze bok had het nadeel dat hij een uur tegen de wind in stonk, of je moest met een wasknijper op je neus lopen en dat is ook niet prettig. Als het transport over stijgende of dalende weg ging moest de begeleider meehelpen duwen of afremmen. Dit gebeurde door middel van de staande ijzeren beugel op de karboom aan de voermanskant, dus links. Was de hond een reu, en deze moest plassen, dan moest de begeleider ook die beugel vasthouden, want dan helt de hond naar links of rechts over en staat hij op drie poten met één achterpoot omhoog.
De hond zou hierdoor dan kunnen omvallen.
In de oorlog van 1914 – 1918 gebruikte de Duitse infanterie nog op beperkte schaal hondenkarren. De politie controleerde ook wel eens of die trekhonden voldeden aan de voorschriften.
Zo was er eens een begeleider die de drinkbak met een spijker aan de kar had vastgenageld, dus die drinkbak had een gat in. De veldwachter vroeg: “Hoe laat u nu uw hond drinken?”.
De man antwoordde: “In de voorschriften staat dat je een drinkbak aan de kar moet hebben en geen woord hoe je die hond moet laten drinken”. De man kreeg gelijk en de veldwachter kon hem geen verbaal maken.

De mensen boven de berg brachten het graan met de kruiwagen naar de molen onder aan de berg en lieten de kruiwagen daar staan.
Als het graan gemalen was gingen ze met de hond en het tuig naar de molen en zette de hond voor de kruiwagen en kwamen zo gemakkelijk naar boven met het meel.
In de vijftiger jaren van de vorige eeuw zijn geen vergunningen meer voor een trekhond uitgegeven.
Tegenwoordig is de hond zodanig met de mens geëmancipeerd dat hij in de overlijdens- annonces bij de naaste familie genoemd wordt. De mens is bijna van het eerste plan verdrongen.
Noa Bove

Een hondenleven ! (de kranten)

Toevallige samenloop van omstandigheden.
Ik zit aan tafel in de huiskamer, blader door wat tijdschriften en mijn oog valt op een oude foto.
Een plaatje in zwart-wit, een mensenleven geleden geschoten vlakbij de plek waar ik opgroeide.

Ik zie een hond van onbestemd ras voor een kar die - zo te zien - volgeladen is met groenten.
De hond ziet er goed uit. Stevig, weldoorvoed.
Ik kijk even naar de plek waar mijn eigen honden liggen.
Languit op hun kussen, de ogen dicht, nog net niet snurkend, tevreden uitbuikend na een voedzame maaltijd.
Zij hebben, bedenk ik, nog nooit van hun leven iets getrokken.
Misschien een keer een gekke bek......
De tijden zijn veranderd.

Roermond 1892.
Teng
evolge van de groote hitte viel gisteren-namiddag een hond, gespannen voor een karretje, op den Kapellerlaan dood neder. Dit heeft ook reeds op den Venloosche Weg plaats gehad.
Wij raden de geleiders van honden aan, toch vooral de wagens niet zwaar te beladen en te zorgen dat den beesten bijtijds versch drinkwater worde voorgezet. (Uit de Maas- en Roerbode, dinsdag 23 augustus 1892)

Wat is een hondenleven?
In het huidige spraakgebruik staat ‘hondenleven’ voor een onaangenaam, zwaar leven, zoals ook e
en hondenbaan onaangenaam en zwaar is.
Waaruit maar weer eens blijkt dat onze taal nogal eens achter de feiten aanloopt.
De meeste honden - akelige uitzonderingen zijn er altijd, net als dierenasiels - hebben geen hondenleven meer, eerder een luizenleven.
Ze worden goed verzorgd, niet zelden tot en met verwend, soms (dat is dan weer de keerzijde) nog net niet doodgeknuffeld.

Maastricht, 4 maart 1898.
Heden morgen werd door de politie huiszoeking gedaan bij den socialist God in de Smedenstraat en daar werd gevonden... het vel, geheel versch afgedaan van een jongen fikshond, benevens een ijzeren ketel met den inhoud van het vleesch geheel tot ‘jus’ verkookt.
Op de
vraag der politie, waar hij aan den hond was gekomen, gaf hij voor dezen van iemand te hebben ontvangen, doch wist geen naam te geven.
Het vel, alsmede de ketel met den inhoud, werd door de politie in beslag genomen en naar het politiebureau overgebracht.
Wie dus sedert een paar dagen een dergelijken hond mist, kan zich aan genoemd politiebureau gaan overtuigen.
[Uit De Zuid-Limburger, zaterdag 5 maart 1898]

Er werd vroeger anders met honden omgegaan dan nu.
Wat vaak wel - denk aan kettinghonden, hondengevechten - maar lang niet altijd wil zeggen dat de dieren het vroeger ook slechter hadden.
Een hond tot eten verwerken is natuurlijk niet politiek correct, in ieder geval niet in Limburg en directe omgeving, maar een hond voor zijn eten laten werken is helemaal niet verkeerd.
De meeste honden gaan vandaag de dag gebukt onder een tekort aan beweging.
Ze kunnen hun energie niet kwijt, worden vet en lusteloos.
Dat zou je het hondenleven - in de negatieve betekenis - anno 2009 kunnen noemen.

Ell-Hunsel, 21 mei.
Dat honden tot allerlei doeleinden kunnen gebezigd worden, waren wij deezer dagen weder in
gelegenheid te kunnen opmerken.
De landbouwer H.C. alhier bezit een hond, die buiten zijne gewone diensten tevens de functie verricht van moeder-zwijn.

Hij zoogt namelijk trouw een big met wiens opvoeding men hem belast heeft.
Toen men zag dat een zeug van genoemden H.C. in de onmogelijkheid was hare talrijke jongen alle behoorlijk te voeden, beroofde men de hond van zijn eigen kroost en gaf hem ter verzorging een der jongen van het varken, dat zich tot hieraan onder de hoede en verpleging van zijn verzorger zeer wel bevindt.
(Uit De Nieuwe Koerier, zaterdag 22 mei 1897).

Wat ik al zei: men ging vroeger anders met honden om dan nu.
Bovenstaand bericht had - vergezeld van een vertederende foto - ook anno nu de voorpagina’s van de kranten wel gehaald.
Alleen zouden zich nu veel meer mensen, net als ik, de vraag hebben gesteld: allemaal heel leuk en
aardig, maar wat is er gebeurd met dat ‘eigen kroost’ van die hond?

© Guus urlings gazet De Limburger 05-09-2009
Noa Bove

Nog even een minder leuk bericht:

In het Historische Encyclopedie Maastricht van Ubachs en Evers is de functie van 'vilder'. Ik citeer: 'Oneerlijk beroep niet vallend onder enig ambacht (...). De stadsvilder moest de dolle honden dood slaan. Mensen die door een dolle hond gebeten waren, moest hij in de Maas onderdompelen volgens raadverdrag (4 september 1641). In 1735 kreeg hij jaarlijks vier karren kolen als vergoeding voor het opruimen van dode katten en honden'.

                   

Bovenstaande foto's heb ik ontvangen van Bert Willemen, Bert is momenteel bezig in het Limburgse Openluchtmuseum in Eind (Nederweert) met de inventarisatie van hondenkarren, hier staan ook gerestaureerde Limburgse Hondenkarren.. Klik op bovenstaande foto's voor een bezoek aan hen website.

Website Hondenkarren van Bert Willemen

Website Openluchtmuseum Eynderhoof

Bron: Dhr. Diederen uit Geul en dhr.J.Maassen uit Geulle, Maastricht online, De Limburger, Historische Encyclopedie Maastricht, Foto's:1ste foto collectie B. Reinders, Bert Willemen en internet.

Noot van de webmaster: Ik haal en krijg veel foto's van het internet hierdoor weet ik niet altijd of er © copyright opzit,

of dat deze vrij te gebruiken zijn, dus als je een foto tegenkomt waar je denkt dat deze er niet hoort te staan, mail me dan even. Opmerkingen, suggestie en ideeën zijn altijd welkom en kunnen in het 'gastebook' achtergelaten worden.

 

Aonvaank