Bonhomme en Seydlitz

 

Wat er vooraf ging:

Stoomvaart op de Limburgse Wateren:

De Waalse krant Journal de Liège maakte in 1821 melding van een eerste proefvaart met een stoomboot van de Amsterdamsche Stoomboot Maatschappij over de Maas bij Luik. Het duurde vervolgens nog tot 23 oktober 1838 voor de Société Liégeoise de Navigation à Vapeurs sur la Meuse haar eerste stoomboot te water liet, de ‘Ville de Liège’, waarmee van Luik naar Namen werd gevaren. Twee dagen later opende de Société een lijndienst tussen beide plaatsen. In april van het volgende jaar naam de maatschappij een tweede stoomboot in de vaart, de “Ville de Namur’. Een van beide stoomboten werd op 13 mei 1840 – de naamdag van Sint Servatius- gecharterd door een aantal Luikse pelgrims die vervolgens via de Maas op weg togen naar het graf van de heilige in Maastricht. Toen de boot tegen de middag afmeerde in de Limburgse hoofdstad, stond een grote menigte toe te kijken op de kade. Iets dergelijks had men immers in Maastricht nog nooit gezien. Twee Maastrichtenaren, de paardenpostmeester Matheus Gerardus Bonhomme en de ondernemer Hubert Ignatz Seydlitz, zagen de komst van de Luikse stoomboot met meer dan bijzondere belangstelling tegemoet. Seydlitz en Bonhomme - de laatste exploiteerde in die dagen de diligencedienst van en naar Den Bosch – hadden in de maanden voorafgaand aan de komst van de boot, het voorlopig bestuur van de provincie Limburg om een concessie gevraagd voor de oprichting van een door hen te exploiteren stoombootdienst op Luik. Nog diezelfde middag – Luikse pelgrims hadden bewezen dat stoomvaart tussen Luik en Maastricht mogelijk was – kregen de beide heren de verlangde vergunning. Een kleine twee weken na de oprichting van de Maastrichtse lijndienst op Luik, vertrok de eerste met stoomkracht aangedreven boot vanuit Maastricht naar Luik. Bij gebrek aan eigen materieel, hadden Bonmhomme en Seydliltz een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de Société Liégeoise de Navigation à Vapeurs sur la Meuse, waardoor ze konden beschikken over de ‘Ville de Liège’ en de ‘Ville de Namur’, de twee stoomboten, die ook dienst deden op de lijn Luik-Namen. De Société Liégeoise verzorgde de vaart op Maastricht, Bonhomme en Seydlitz namen de reis naar Luik voor hun rekening. De onderneming bleek gedoemd te mislukken. De zomer van 1840 was exceptioneel droog en de beide logge en veel te zware stoomboten liepen regelmatig aan de grond. Reeds in oktober 1840 besloten de Luikse eigenaren hun ‘bateaux à vapeurs’ te verkopen aan de Rijnsleepdienst van Keulen. In afwachting van de bouw van drie nieuwe stoomboten, aanbesteed bij de Luikse fabrieken van Cockerill, besloten zowel Bonhomme en Co. als de Société, hun lijndiensten voort te zetten met gebruiknaming van trekschuiten.

In de zomer van 1842 konden Bonhomme en Seydlitz eindelijk over hun eerste nieuwe stoomboot, de ‘Ville de Maestricht’, beschikken. OP 3 augustus meerde het schip voor het eerst af in Maastricht. Een jaar later nam de Société Liégeoise de ‘Ville de Liège’ en de ‘John Cockerill’ in de vaart. Problemen bleven uit, de boten van Cockerill waren speciaal gebouwd voor gebruik op de Maas. Ze waren licht, geheel van metaal en hadden slechts een geringe diepgang. Toch verkeerde Bonhomme en Co. niet in juichstemming. Tandenknarsend hadden ze moeten toezien hoe hun monopolie op de stoomvaart tussen Maastricht en Luik werd ondergraven door de firma J.M. Orban et fils, ijzergieters uit Grivegnée, die in april 1841 een eerste schroefstoomboot afleverden en prompt een eigen lijndienst op Maastricht openden. De Maastrichtse ondernemers lieten zich evenwel niet uit het veld slaan. Op 22 mei 1844 openden zij een tweede lijndienst met stoomboten op Venlo. Was de stoomvaart op de Maas in aanvang een hachelijke onderneming gebleken, die op de kanalen bood meteen weer perspectieven. In 1848 kreeg de Luikse baron Ferdinand de Sélys de Fason toestemming van de Belgische regering – het tracé van het kanaal liepen grotendeels over Belgisch grondgebied – om met twee kleine schroefstoomboten een lijndienst te onderhouden tussen Maastricht en Den Bosch via de Zuid-Willemsvaart. De Nederlandse regering wenste de baron slechts doorvaart op het Nederlandse deel van het kanaal te verlenen, op voorwaarde dat Maastrichtse ondernemers toestemming kregen van de Belgische regering om het Belgische gedeelte van het kanaal te bevaren. Aldus geschiedde.

Benoit-Lafleur had inmiddels de handdoek in de ring gegooid. In 1861 verplaatste hij zijn onderneming naar Visé om van daaruit een lijndienst te starten op het kanaal naar Haccourt; zijn concessie voor de vaart op het kanaal Luik-Maastricht werd overgenomen door Bonhomme en Seydlitz, samen met de Luikenaar H. Adam. Vanaf 1865 voeren de Maastrichtse stoombootondernemers nog uitsluitend via het kanaal op Luik.

Nao Bove

Boot van Bonhomme de 'Julie' in de zwanenvijver ca 1900 Boot van Bonhomme de 'Stella' OLV Kade ca 1894

Met de ‘Boot van Bonhomme’

Na de door van Matheus Bonhomme – hij stierf op 21 september 1862 – werd diens rol in de beurtvaart op Luik overgenomen door Arnold J.H.W. Bonhomme, een in Keulen geboren neef van Matheus. Mr.Hubert Seydlitz moet hem nog enkele jaren terzijde hebben gestaan want in 1864 tekenden beiden voor de overname van de concessie van Benoit-Lafleur. In 1865 blijkt Seydlitz van het toneel verdwenen te zijn; hij was lid van de gemeenteraad en van 1859 tot 1865 tevens lid van de Provinciale Staten. Ten behoeve van hun passagiers kregen Arnold Bonhomme en H. Adam in dat jaar vergunning voor de bouw van een houten wachthuis aan de Onze Lieve Vrouwewal. Van vervoer van goederen was toen geen sprake meer, Bonhomme en Co. richtte zich vanaf dat moment vrijwel volledig op de scheepsvaart. In luttele jaren groeide de “Stoomboot Onderneming Arnold Bonhomme’ in Maastricht uit tot een begrip, zeker nadat de ‘Compagnie Orban’ zich in 1879 terugtrok uit de passagiersvaart op het kanaal Luik-Maastricht. De kinderziektes die de stoomvaart jarenlang parten hadden gespeeld, waren voorbij en het kanaal stond garant voor een gegarandeerde dienstregeling. De Maastrichtse bourgeoisie viel ‘en masse’ voor de nieuwe attractie. Met de ‘boot vaan Bonhomme nao Luik’ werd synoniem voor vertier op het water. De Maastrichtenaren gingen dan ook voor hun plezier, meestal op de vrije zondag, met Bonhomme naar Luik. Het zondagse verzetje op het Maaswater was zonder twijfel een vroege vorm van vrije tijdsbesteding of toerisme, waarbij men in die voor de negentiende eeuw nieuwe vorm van natuurbeleving ontspannen wilde genieten van het kabbelende water, de uiterwaarden van de rivier, de koeien in de weilanden langs de oevers, die kalm voorbijgleden en die nog niet door storend lelijke hoogbouw of een teveel aan fabrieksschoorstenen aan het oog werden onttrokken. En dan was er die – zo vond men – zoveel meer dan Maastricht bruisende stad Luik, waar men vertier ging zoeken en met plezier een dagje kon doorbrengen, alvorens met de boot weer terug te keren naar de Limburgse hoofdstad.

Men hoefde niet eens de landsgrenzen te passeren, want de boot van Bonhomme bracht het publiek ook heen en terug naar de mooi gelegen uitspanning Slavante op de Sint-Pietersberg, waar het goed toeven was op het terras na een promenade in het groen op de berg of een bezoekje aan de nabijgelegen mergelgroeves. De Stoomboot Onderneming van Bonhomme is opgericht door Arnold Johan H.W. Bonhomme (1837-1901). Hij was de zoon van Guillaume Bonhomme (1807-1863) en Julie Bocker (1813-1881). De stoombootonderneming kende vijf vennoten en bezat verschillende schepen, die de volgende namen droegen: De ‘Julia’- later herdoopt in ‘Stella’-, de ‘koningin Wilhelmina’ en de ‘Marie’.

Overigens stond de onderneming in Maastricht in de volksmond bekend als ‘de boot van Bonhomme’. Na Arnold Bonhommes overlijden (hij stierf in Parijs in 1901) werd de onderneming voortgezet door zijn zoon Guillaume uit zijn huwelijk met Marie J.L. Boots (1844-1912), voluit Jean Arnold Hubert Guillaume Bonhomme (1866-1919). Deze Guillaume was getrouwd met Anna Theresia Josephina Maria van Beneden (1873-1969). Het echtpaar kreeg twee kinderen die kennelijk allebei geen brood zagen in de vervoersonderneming. Het eerste kind was een zoon, Leopold Bonhomme (1904-1986), die na zijn rechtenstudie werkzaam was als griffier en rechter. Het tweede kind was een dochter, die naar haar grootvader Arnoldine (1908-1995) werd genoemd. Ze trouwde met de jurist Joseph Eras (1903-1958), die onder meer als vice-president van het gerechtshof in Den Bosch werkzaam was.

Na het overlijden van Guillaume in 1919 nam zijn broer (Pierre) Arnold Bonhomme de zorg voor de rederij op zijn schouders. Hij bestierde het bedrijf tot zijn overlijden in 1938. Deze Arnold was gehuwd met Leonie I.H.M. Regout; ze kregen twee dochters, Marie Louise en Marguérithe. Marie Louise (geboren in 1905) trouwde Marcel Tielens en kwam in de vervoerssector terecht. Tielens (geboren in 1904) was directeur van de Parkgarage aan de Nieuwenhofstraat. Hij handelde in auto’s van prestigieuze merken als Peugeot en Mercedes. De tweede dochter uit dit huwelijk, Marguérithe, werd geboren in 1916. Naar eigen zeggen was ze na haar schooltijd werkzaam op het kantoor van haar vaders stoombootonderneming tot ze trouwde met L. Gemmeke, een bekend notaris in Maastricht. Marcel Tielens heeft de stoombootonderneming met wisselend succes geleid na 1938. Kennelijk hing de onderneming in deze periode een faillissement boven het hoofd. In de laatste balans van 1 januari 1938 komen de schepen niet meer voor.

Die boten van Bonhomme brachten voornamelijk kleine vrachten op en neer naar Luik. Werden op wekelijkse dagen vrachten af en aan gevoerd naar Luik, op zondag werden alleen passagiers vervoerd die een bezoek brachten aan de wekelijkse Luikse markt. De Luikse ‘marché aux puces’ (vlooienmarkt) was in de jaren voor de oorlog bij de Maastrichtenaren ook al een begrip! Aanlegplaats en vertrekpunt voor de schepen van Bonhomme was de voormalige Onze Lieve Vrouwewal. Daar liep toentertijd nog het kanaal van Luik naar Maastricht . De vaardienst op Luik werd in 1939 opgeheven. Of de rederij in dat jaar nog alle drie haar boten in de vaart kon houden, is de vraag. Alleen van de ‘Koningin Wilhelmina’ is bekend dat deze boot wel in actieve vaart is gebleven, evenals de ‘Toerist’, mogelijk overgenomen door de EMPO, de Eerste Maastrichtse Pleziervaart Onderneming. Het voortdurend dreigende faillissement (in de jaren tot 1938) werd door Marcel Tielens afgewend. Hij behoedde directeur Edmond Frans Polis (1889-1966) voor ergere zaken, ondanks dat diens balansen aantoonden dat het bedrijf de crisisjaren eigenlijk niet of ternauwernood had kunnen overleven. Nadat de Duitse troepen in mei 1940 ons land onder de voet hadden gelopen, zijn de schepen van Bonhomme uit de vaart genomen en bijgevolg in het ongerede geraakt. Waarschijnlijk zijn ze zelfs geconfisqueerd door de vijand; in feite is niets bekend over het lot van de vloot van Bonhomme in oorlogstijd. Blijkens de gegevens van het handelsregister van de kamer van Koophandel en Fabrieken te Eindhoven werd op 28 april 1949 een vennootschap net de handelsnaam Bonhomme opgericht: Arnold Bonhomme Internationale Expeditie- en Vervoersonderneming N.V. Het bedrijf houdt zich bezig sedertdien met expeditie en vervoer, opslaan en afleveren van goederen en het bemiddelen bij het sluiten van verzekeringen.

Nao Bove

Boot van Bonhomme de 'Koningin Wilhelmina' in het kanaal ca 1900 Boot en wagen van Bonhomme op de OLV kade vervoer Belgische vluchtelingen                         1ste Wereldoorlog

 Weetjes:

  • Vanaf 1827 floreert de beurtvracht en ontstaan wisseldiensten op de Zuid-Willemsvaart met vracht- en pakschuiten en passagiersvervoer over water.

  • Op 13 mei 1840 meert de eerste stoomboot vanuit Luik af aan het Bat te Maastricht. Op dezelfde dag wordt de concessie afgegeven voor het oprichten van een stoombootdienst op Luik aan Bonhomme en Seydlitz. Zij voeren de diensten op Luik met gehuurde schepen uit.

  • 3 augustus 1842 De eerste eigen Maastrichtse stoomboot:"Ville de Maestricht" wordt in de vaart genomen. Deze is door John Cockerill speciaal voor de vaart op de ondiepe Maas gebouwd.

  • Op 22 mei 1844 starten Bonhomme en Seydlitz een nieuwe lijndienst, over de Maas, naar Venlo.

  • Op 1 november 1850 start Jongen een lijndienst met trekschuit op Den Bosch over de Zuid-Willemsvaart en anderhalve maand later, op 16 december 1850, starten Baron De Sélys de Fason en Wennmaekers een lijndienst over de Zuid-Willemsvaart naar Den Bosch met schroefstoomboten.
    In 1855 starten Benoit-Lafleur en Grim een stoomvaartdienst op het kanaal Maastricht-Luik terwijl een decennium later, in 1865, Bonhomme en Seydlitz de concessie overnemen van Benoit-Lafleur en Grim, om per stoomboot via het kanaal Maastricht-Luik te varen.

  • Brasserie 'Bonhomme' is gevestigd op de Maaspromenade 78, op de plaats (Kesselskade) waar vroeger het kanaal Luik - Maastricht zich bevond, de eigenaar heeft de zaak als hommage vernoemd naar 'Bonhomme'. 

  • Het Kanaal van Luik naar Maastricht werd geopend in 1850 en zorgde voor de aansluiting (in het Bassin) op de bekende Zuid Willemsvaart, waarmee een (voor toen) belangrijke vaarweg tussen Luik/Maastricht en “Holland” werd gerealiseerd.

  • Verschillende stoombootmaatschappijen verzorgden bootdiensten op dit kanaal, maar de meeste bekende Maastrichtse rederij was: “Bonhomme”, die uiteindelijke tot 1938 operationeel was op het kanaal. Voor vele (oudere) Maastrichtenaren is “de boot van Bonhomme” een begrip.

  • M.G. Bonhomme en H.Seijdlitz hadden ook een zetel in de Aken-Maastrichtsche Spoorwegmaatschappij.

  • W.A. Bosch was gehuwd met M.C. Mélotte.. In 1886 nam de Maastrichtse brouwerij de Luikse brouwerij Grand Brasserie de Vennes over. Beide brouwerijen produceerden seizoenbier: het Saison de Liège. Het bier was zeer populair. Het werd gebrouwen in de warmere periode tussen november en maart. Hierna werd het bier een aantal maanden opgeslagen zodat het in de zomer op dronk was. Er waren twee soorten seizoensbier: de Simple Saison en de Double Saison. De gist voor de Double Saison kwam drie keer per week met de boot van Bonhomme vanuit Luik naar Maastricht. De Maastrichtse en de Luikse tak van het Bosch-imperium beleverden elkaars markten. Zo leverde De Keyzer bijvoorbeeld Bière de Maastricht voor de Luikse markt.

  • Huis Bonhomme, 18e-eeuws woonhuis, Markt 14, Maastricht, gebouwd door Mathias Soiron voor de ondernemer Matthias Bonhomme Salon Bonhomme, 18e-eeuwse stijlkamer in Museum aan het Vrijthof, genoemd naar welgestelde Maastrichtse familie.

  •  Villa Marguerite, woonhuis op de St.Lambertuslaan 6 gebouwd in 1890 in opdracht van Arnold Bonhomme door architect Willem Sprenger

  • Villa Maya  was de grootste villa in de nieuwe wijk ‘Villapark’. De villa werd in 1903 gebouwd in opdracht van Bankier H.J Seydlitz, die samen met Bonhomme oprichter was van de stoomvaartmaatschappij.

Nao Bove

 

Laden lossen en boot van Bonhomme in de zwanenkom bij de Vijf Koppen Laden Lossen Boot van Bonhomme op de OLV Kade
Bron: Website Bonhomme, Wikipedia, Zicht op Maastricht, Theo Bakker, Biernet, Delpher Tijdschriften. Boek: Monumentengids Maastricht, Boogard & Minis, 2001, Maastrichts Silhouet nr.61 ‘Over de Maas’ uitgegeven door St.Historische Reeks Maastricht, Paul Arnold en Jac van den Boogard. Maastrichter Almanak 1855, Boekje Aart Bijl - De tijd van de stoombootdiensten.  Uitgave Aart Bijl, 148 blz. ISBN 9789080083158, artikel geschreven door Adri Gorissen.

 Aonvaank