|
Eerste Wereldoorlog Maastricht (Smokkelen) |
Sinds mensenheugenis is smokkelen voor bewoners
in de grensstreek een tweede natuur die dwars door alle lagen van de
bevolking heen loopt. Van notabel tot werkloze, niemand laat zich de
kans ontschieten om gebruik te maken van het prijsverschil dat aan
weerskanten van de grens op bijna alle producten zit. Tot de Eerste
Wereldoorlog werd er voornamelijk zout gesmokkeld door doorgaans
arme grensbewoners die een halve cent per kilo zout bijverdienden.
Paarden, koeien, en nog veel meer levensbehoeften vonden in het Duitse grensgebied hun weg naar Nederland. Veel smokkelaars werden gesnapt, raakten hun smokkelwaren kwijt en kregen een hoge boete. Toen dat niet meer hielp, werden gevangenisstraffen uitgedeeld, waardoor de gevangenissen snel vol raakten. Het gebrek aan levensmiddelen betekende dat allerlei producten op de bon gingen. Daarmee konden de mensen brood, melk, aardappelen, vlees, klompen, schoenen, kolen en andere waren kopen. Door het tekort ontstond er een levendige zwarte handel.
Ten tijde van de Eerste Wereldoorlog waren bijna alle ondergrondse verbindingen richting België door leeggestorte aardpijpen versperd. Men kon ondergronds niet meer via Zonneberg en Slavante naar het zuidelijke gedeelte en Caestert lopen. De enige mogelijkheid was om via een uitgang ter hoogte van Slavante of Lichtenberg naar buiten te gaan en even verderop weer via een ingang achter de Roode Haan zijn ondergrondse wandeltocht voort te zetten. De ingang moet op de "punt" onder de hoeve Lichtenberg hebben gelegen en stond bekend als zeer schilderachtig. Ondanks dat mij enkele afbeeldingen van ingangen uit deze omgeving bekend zijn, kan ik niet met zekerheid zeggen welke de juiste is. Een onderzoek hiernaar loopt nog. In deze berg, die in vroeger tijden één geheel met het Slavante- en het Zuidelijke stelsel heeft gevormd, maar nu door de vele instortingen en leeggestorte aardpijpen een op zichzelf staand stelsel is geworden, kon men met enige moeite nog de verbinding met de gangen die aansluiting met Caestert hadden bereiken. De Bruijn beschrijft dit gedeelte in zijn bekende artikel over temperatuurmetingen in de Sint Pietersberg in het tijdschrift van het Aardrijkskundig genootschap, januari 1903 (pag.7): “Even voorbij de openingen achter de herberg de Roode Haan aan het kanaal, vormt een enkele gang de enige verbinding met de verderop gelegen groeve, en deze is nog op meerdere plaatsen bijna dichtgevallen; zand en grint, vormen daar heuvels, die bijna tot aan de zolder reiken” (Wanneer deze situatie is ontstaan is niet met zekerheid te zeggen; De Bruijn beëindigde zijn onderzoek "in het veld" in 1897, maar publiceerde pas in 1903). Dit gebied werd de Kiezelbergen genoemd. Er was één doorgang via een in een gang leeggestorte doline. Dit was nog de enig overgebleven verbinding. Ondanks dat de gang zo'n 3,30 meter breed en meer dan acht meter hoog was, was de opening ter hoogte van de doline maar een meter hoog en gemiddeld 0,75 meter breed (van boven ±1,25 meter en van onderen ± 0,25 meter). Deze opening was ooit dichtgemaakt door een muur van mergelblokken, maar was later weer opengebroken. Ten tijde van de Eerste Wereldoorlog vonden er ondergronds veel illegale grensoverschrijdingen plaats en het gangenstelsel werd veelvuldig gebruikt voor het transporteren van smokkelwaar naar België. Hoofdzakelijk werd er aan de Duitse bezetter in België geleverd. Er stond een Duitse wachtpost bij de Caestert ingang en als er een smokkelaar opdook werd deze met zijn handel naar de Duitse commandant, die in het kasteel Caestert huisde, gebracht en werd hij voor zijn smokkelwaar betaald. De Duitse troepen hadden namelijk grote tekorten en waren grotendeels aangewezen op zelfvoorziening. De smokkelaars werden dan ook goed ontvangen en de Duitsers vormden dan ook de belangrijkste bron van inkomsten. |
|
![]() |
|
Van links naar rechts. Onderjas vervoer voor koffie, Soutane, gebruikt voor koperen instrumenten in veiligheid te brengen, Aardappelonderbroek voor vervoer van ca 10 kg aardappels en Onderrok en moederschoot | |
Deze activiteiten werden veelvuldig in de pers besproken en behoorlijk opgesmukt. Ze trokken ongewild de aandacht van de autoriteiten. Het Nederlandse militaire gezag wilde natuurlijk grip krijgen op de illegale grensoverschrijdingen en hier een einde aan maken, want Nederland was tenslotte neutraal. In 1916 werd dan ook besloten om deze verbindingen voorgoed onbruikbaar te maken. Volgens het blad "Het leven geïllustreerd" van 6 februari 1917 zag men maar een mogelijkheid het ondergrondse gevaarlijke verkeer stop te zetten. Een detachement van het Depot Genietroepen, bestaande uit één sergeant, één korporaal en vijf soldaten kreeg dan ook opdracht om deze ondergrondse verbindingen door middel van springstoffen te laten "springen". Tijdens het onderzoek naar de beste manier om dit te doen bleek al snel dat het niet om één ingang ging, maar om drie ingangen, die verbinding hadden met België. Men kwam tot de conclusie dat het gemakkelijkst was om alle drie ingangen op te blazen. Gelukkig voor de berglopers was de eigenaresse van één van de ingangen, de ingang achter de Roode Haan, in het buitenland en dus niet bereikbaar, zodat er geen vergunning kon worden afgegeven voor het opblazen van die ingang. Maar eigenaar Crets, die het gebied even voorbij de ingang exploiteerde en waarvan de eerder genoemde kiezelbergdoorgang op zijn "terrein" lag, verleende "zonder enig voorbehoud" toestemming om deze doorgang op te blazen. Dit gebeurde door middel van 16 boorgaten in het plafond gevuld met springstoffen. Hiervoor werd 14,4 kilogram springstoffen, Amerikaanse springgelatine, gebruikt. Door de ontploffing werd het beoogde doel snel bereikt en behalve dat het plafond instortte, stortte ook de doline nog verder leeg, waardoor de opening volledig werd afgesloten. Dit gebeurde in november 1916. Op deze manier bleef de ingang achter de Roode Haan en de bereikbaarheid van het achter liggend gangenstelsel gehandhaafd. Naast de
Kiezelbergdoorgang werden voorbereidingen getroffen om ook twee
andere ingangen, die verder zuidelijk lagen en een verbinding met
België hadden, op te blazen. Er werd uiteindelijk maar één ingang
opgeblazen. Helaas heb ik wel een beschrijving van de werkzaamheden,
de berekeningen en zélfs een plattegrond Van het opblazen van de derde ingang werd dus afgezien. Hij lag achter het douanekantoor, op korte afstand van de Nederlands - Belgische grens, waardoor het bewaken geen probleem opleverde. Ook ging men ervan uit dat er, zo dicht bij het douanekantoor, geen gebruik van deze ingang zou worden gemaakt door de smokkelaars, want het had geen zin om zo kort bij de grens zijn tocht ondergronds voort te zetten. Dat dit nog de enige ingang op Nederlands grondgebied was, waardoor men het zuidelijke gangenstelsel kon betreden, zal zeker een rol in de beslissing hebben gespeeld. Na deze militaire acties was een ondergronds passeren van de grens een tijd lang niet meer mogelijk, want het door Ir. D.C. van Schaïk in zijn boek De Sint Pietersberg beschreven Smokkelgat is pas van latere datum. Het van noord naar zuid doorkruisen van de Sint Pietersberg was in deze periode een relatief begrip, want in het noorden hadden grote instortingen plaatsgevonden waardoor het Noordelijke gedeelte een op zichzelf staand stelsel was geworden. Het Padvindersgat is van latere datum, waarschijnlijk in de tweede helft van de twintiger jaren van de vorige eeuw. En tussen de Zonneberg en Slavante waren de verbindingsgangen toen ook al afgesloten door muren. Deze muren waren gemaakt door de elkaar beconcurrerende exploitanten van Slavante en Zonneberg, die elk hun eigen rondleidingen aanboden en niet wilden dan de concurrentie gebruik maakte van hun bezienswaardigheden. Zo kon men kiezen uit een rondleiding in Slavante óf Zonneberg; beide stelsels hadden hun eigen "museum" en andere bezienswaardigheden. De muren lagen ongeveer op dezelfde plaats als waar nu de zogenaamde ENCI-muren het restant van het Slavante stelsel scheiden van het Zonneberg stelsel en worden o.a. door De Bruin reeds uitvoerig beschreven. Bory de St. Vincent meldt ze ook in zijn Onderaardse reis of beschrijving van het plateau van Sint Pieter bij Maastricht. Hieruit blijkt dat deze scheidingen al van ver voor 1900 dateren.Naschrift: Bovenstaande gegevens zijn voor een groot deel gebaseerd op een verslag van de commandant van het detachement der Genietroepen, J.F. Boekholt kapitein der Genie. Hij heeft dit verslag gepubliceerd in het militaire vakblad DE MILITAIRE SPECTATOR 86ste jargang No.1 Januari 1917 als "het afsluiten van gangen en toegangen in den Sint Pietersberg nabij Maastricht door middel van springmiddelen". In het blad "Sint Pieter vroeger en nu" nr.3 staat een beschrijving over de smokkel praktijken die zelfs door de Duitsers werdt opgezet en aangemoedigd. Tijdens de mobilisatieperiode werden alleen al in Noord-Brabant en Limburg op grond van de Oorlogswet 40.000 personen uitgezet wegens smokkelactiviteiten. |
|
![]() |
Uitgeholde broden worden voor zien van kostbare waren als koffie en zeep. |
De truc met de dop van
de petroleumkan. In augustus 1914 stopt de toevoer
van huishoudpetroleum in België. Af en toe mogen vanuit Nederland
enkele kannen de grens passeren. Dit onder streng toezicht van de
Duitsers. Jacques Tasset verstopt geheime berichten in de schroefdop
van een petroleumkan. Bij terugkeer wordt een andere dop - ook
voorzien van een boodschap - op de lege kan geschroefd. Tasset en
zijn compagnon Jet Bernaerts worden uiteindelijk verraden, gevangen
genomen en gemarteld. OP 14 juli 1916 Tessat gedood, Bernaerts
krijgt tien jaar gevangenisstraat in Duitsland. |
![]() |
|
|
![]() |
![]() |
De smokkelaar wordt opgepakt, volgens mij in scene gezet als waarschuwing.. | |
Nao Bove | |
Bron: Site: Wereldoorlog1418, Regio Canons, Geschiedenis24, Historien, Caestert net, Trois-frontieres Foto's Expostie Avenue Ceramique |