|
Cité Ouvrière (Huurkazerne) |
Ook speelde de woonsituatie mee, Maastricht was een vestingstad, hierdoor was men wat m.b.t de bouwruimte gebonden aan de ruimte binnen de stadswallen. Dit betekende dat de bebouwing praktisch niet toenam. Dat dit tot toestanden leidde wordt duidelijk als men bedenkt dat de bevolking van Maastricht van 1777 tot 1851 toenam met 58,6 % , 8798 personen, maar het woningbestand gelijk bleef. Dit betekende dat het gemiddeld aantal bewoners per huis steeg van 5,5 in 1777 naar 8,8 in 1851. Er waren maar 2719 huizen beschikbaar voor 22.600 inwoners. Er is vaak beweerd dat met de ontwikkeling van de grootindustrie ook de woontoestanden van de arbeiders verslechterden. Niets is minder waar. De woontoestanden verslechterden al sinds 1777 en werden steeds slechter. In het Maastrichtse weekblad Veritas (jaren 1938-1941) verscheen een studie van de oud -wethouder Nafzger, over de huisvesting van de Maastrichtse arbeiders in de 19e eeuw. In deze studie komt naar voren dat in het jaar 1863 in de Raamstraat gemiddeld 18 personen per huis woonden, in de Antoniusstraat gemiddeld 16 en in de Grachtstraat gemiddeld 14. Dit betekende dat de gemiddelde bevolking per huis sinds 1816 verdubbeld was.
Onze eerste kennismaking met het
begrip wooncomplex voor arbeiders is het complex dat Petrus
Regout in 1863/64 liet ontwerpen en bouwen door architect Wickop uit
Aken. Petrus Regout was van mening dat arbeiders moesten kunnen
beschikken over gezonde verluchte woningen in de onmiddellijke
omgeving van de werkplaats. Hij gaf daarom in 1863 opdracht om een
tehuis voor arbeiders te bouwen van 7 verdiepingen.
De Cité Ouvrière
werd gebouwd in de Sint Antoniusstraat, op het perceel Sectie A
2705. De woonkazerne kwam bijna recht tegenover de fabrieken aan de
Boschstraat te liggen en grensde eveneens aan de tuin van een
dubbel zo groot perceel waarop een kapitaal woonhuis voor de zoon
van Petrus Regout stond gebouwd.
Het betrof een imposant rechthoekig gebouw van 25 meter breed, 35
meter hoog en 35 meter diep met een monumentale gotische voorgevel.
Het gebouw telde zeven
De arbeiders in de
fabriek hadden het zwaar: lange werkdagen (twaalf uur was heel
gewoon),regelmatig werd de nacht doorgewerkt. Men had in die tijd nauwelijks vrije tijd, weinig loon. Het gemiddelde was zo'n
gulden per dag. Ter vergelijking: een gewone witte koffiepot van Regoutaardewerk kostte in de winkel 55 cent. |
De Cité Ouvrière was aanvankelijk, in de tijd dat het gebouw werd, de meest moderne huisvesting voor de arbeiders in de stad Maastricht. Het is Petrus Regout niet aan te rekenen dat het gebouw nadat de stamvader van de Regout-familie enigszins was teruggetreden (1870) en uiteindelijk in 1878 overleed door zijn drie "Sphinx-zonen" na verloop van tijd werd opgedeeld in uitsluitend eenkamerwoningen.
Het "mensenpakhuis", waarvan de
slechte naam zo vaak de oude Regout wordt aangerekend, ontstond pas
vele jaren na zijn dood. Maar het zijn niet alleen Regout "Sphinx-zonen"
die de verwording van Regout's ideaal aan te rekenen. Het is met
name ook de gemeente Maastricht geweest die de toestand volledig uit
de hand deed lopen. In 1918 kocht de gemeente Maastricht het complex
van de fabriek. In 1920 werd reeds bepaald dat het pand in feite
onbewoonbaar was. Men begon met gezinnen over te brengen naar elders
maar het duurde tot 1928 voordat de Cité definitief werd gesloten
voor bewoning. Van 1928 tot 1938 diende het gebouw nog als pakhuis
voor goederen. In dat laatste jaar werd het pand en
door de
arbeiders gehate bouwwerk
tenslotte gesloopt. |
![]() ![]() ![]() |
Bron: website Jack Huntjens, Mestreech Online, Zicht Op Maastricht, Blik op de Wereld, Boek: Historische Encyclopedie Maastricht, PDF: Theo Bakker, Maastricht Gevelstenen, RHCL. |