De
Harp in de Spilstraat:
De Harp
was een muziekwinkel waar je allerlei muziekinstrumenten kon kopen,
ik kwam er regelmatig langs als kleine jongen toen ik moest gaan
schoolzwemmen in het Sportfondsenbad in Wijk, bij terugkomst gingen
we vaak bij friture Reitz een zak friet halen met saus en mayonaise,
heerlijk. Om de laatste frietjes uit de zak te kunnen halen was het
of de zak kapot scheuren of je handen helemaal vol met saus en
mayonaise, vaak gebeurde het laatste.
Maar nu
terug naar 'De Harp', deze was volgens mij ook de eerste winkel waar
je singels kon kopen, weliswaar achterin maar het was er toch
gezellig zitten aan een soort bar, het singeltje uitzoeken en dan
met een soort koptelefoon met handvatten eraan luisteren. De harp
was één van de kleine zelfstandige ondernemers die Maastricht maakte
tot een aantrekkelijke stad, zonder deze 'kleine' zaken is een stad
gewoon niets anders dan een stad. In de Harp heb ik ook eens een
mondharmonica gekocht, gewoon voor de heb denk ik, want spelen erop
heb ik nooit geleerd, het glinsterde als een gek, ik denk dat ik een
soort ekster was.
Ik kwam
op internet (waaranders) een artikel in twee delen tegen geschreven
door
Harry Knipschild.
Met zijn toestemming mocht ik gebruik maken van het artikel,
onderstaand is een kleine greep hieruit. Dhr. Knipschild is er in
geslaagd om een zeer uitgebreid en persoonlijk artikel te schrijven
over De Harp en met name over Henk Severs. Het hele artikel kunt u
lezen op deze links
Deel 1
en
Deel 2
op de blog van Harry Knipschild..
Muziekhuis De Harp was een begrip in Limburg. Bekend vanwege de
reparatie van alle mogelijke muziekinstrumenten en voor de verkoop
van bladmuziek. Henk Severs ‘runde zijn zaak met passie en liefde
en volgde intensief alle nieuwe muziektrends alsook aanstormend
talent en nieuwe artiesten. Hij lanceerde o.a. Adamo, Rocco Granata
en Lucille Star ( in Europa ). Bij een bezoek door de Blue Diamonds
aan zijn zaak kwamen er meer dan duizend fans naar de Spilstraat die
voor een totale opstopping in de straat zorgden. Hij grossierde in
gouden platen en was jarenlang een bekendheid op platengebied in
Limburg en In het archief van de familie Severs vind je uit die tijd
foto’s van Nellie en Henk met onder anderen in de winkel The Three
Jacksons (1953, helemaal uit Rotterdam), Schriebl & Hupperts (1958),
Johnny Hoes en de Zangeres zonder Naam (1958), Bruno Majcherek
(1960, met
Max Fijen)
– en elders Rudolf Schock (1955), Vico Torriani, Louis Mariano
(1959), Caterina Valente (1960),
Peter Koelewijn
en Freddy Quinn (1963).
Geschiedenis van de Winkel 1936
- 1976
Uitbater van De Harp, de familie Severs was helemaal niet van
Maastrichtse of zelfs maar Limburgse komaf. De ouders van Henk waren
afkomstig uit Drenthe. Zijn vader was in Meppel geboren. In het
begin van de twintigste eeuw was het tweetal vanuit het noorden
helemaal naar Maastricht gekomen en woonde op het Schildersplein in
Wyck. Vader Severs, die zelf viool speelde, begon er
muziekinstrumenten te repareren. In 1936 opende het echtpaar een
eigen zaak op Spilstraat 12, een winkel in muziekinstrumenten.
“Alles wat naar muziek rook, werd er verkocht. Van bladmuziek tot
accordeons en trompetmondstukken”. Dit was een goed idee. In
Zuid-Limburg was er immers geen gebrek aan blaas- en andere muziek.
Fanfares en harmonieën kon je overal en het hele jaar door zien
rondtrekken door de straten.
Helaas was het crisistijd. In het interview spreekt Henk (geb. 26
mei 1923) dan ook over ‘een droeve boel’. “Moeder Severs zat soms
handenwringend bij de kassa, als ze op een dag nog geen rijksdaalder
ontvangen had, herinnerde haar zoon zich nog. Want moeder moest de
winkel bedienen: vader was bezig in de werkplaats. Met platen begon
de familie Severs in 1938. Moeder kocht toen haar eerste
Decca-platen van de heer Turell”. Na een paar jaar verhuisde men
in de Spilstraat naar de overkant. Boven was de woning, beneden, nu
Spilstraat 13, was de winkel met de werkplaats erachter.
Henk
Severs manifesteert zich in de oorlogsjaren en na de bevrijding
Henk Severs die in de jaren dertig nog op school zat had het niet
gemakkelijk. Henk was zwaar lichamelijk gehandicapt. “In zijn
jeugdjaren onderging hij talloze operaties. Van zijn ouders erfde
hij een opgeruimd gemoed en doorzettingsvermogen. Zo kwam hij tot
behoorlijke prestaties. Maastricht voegde er een vleugje cultuur aan
toe: eerst op de kunstnijverheidsschool, daarna aan de muziekschool.
Na zijn opleiding in Visé, over de grens in Franstalig België, stond
hij op het punt stage te gaan lopen bij de Duitse muziekfirma Hohner”.
Dat bedrijf produceerde onder andere accordeons en mondharmonica’s.
Maastricht ‘lag internationaal’. Ook in de jaren dertig.
“Maar het ging niet door. De oorlog brak uit. Zo kwam Henk in de
werkplaats bij zijn vader en de heer Veenhof. Daar konden ze hem
best gebruiken. Nieuwe instrumenten waren er niet meer; die handel
lag helemaal stil. Maar er moest gerepareerd worden wat er nog te
repareren was. Zijn platenverzameling, die hij al voor de oorlog
begonnen was, breidde hij uit door te ruilen. Twee platen voor
een”..
Vele jaren na de tweede wereldoorlog liet Severs zich tegenover een
journalist in details uit over zijn activiteiten tijdens en na de
bevrijding van Maastricht. Die noteerde: “Henkwas helemaal up to
date. Hij had de nieuwste muziek uit de States. Bing Crosby, George
Gershwin, de immens populaire Glenn Miller met zijn big band. Met
dank aan de Duitsers. De Polydor-fabrieken in Hamburg kopieerden
namelijk muziek van de Britse radiozender BBC voor Duitse
officieren: jazz- en swingmuziek die officieel in nazi-Duitsland
verboden was. Een dwangarbeider, die in Hamburg gewerkt had, klopte
na de bevrijding bij de muziekzaak van Henks vader in de Spilstraat
aan. Of Henk interesse had in 25 platen met Amerikaanse muziek? Nou,
dat had hij wel. Want Henk draaide op dat moment ook al plaatjes
voor de Amerikanen in de Staarzaal. Maastricht was na de bevrijding
rest center voor de GI’s. Even een paar dagen ontspannen en dan weer
terug naar het front in de buurt van Aken. In de Gouden Hoorn aan
het Vrijthof was hij in september beginnen te draaien voor de
Amerikanen. In zijn door zijn pa gemaakte trekwagen bracht hij
vanuit de zaak in de Spilstraat de platen in kartonnen dozen over
naar de uitspanning aan het Vrijthof. Gedraaid had hij al vaker in
de oorlog. Op feestjes bij zijn vriend Hans Braun, ook aan het
Vrijthof”.
Van het
een kwam het ander. Tijdens zijn ‘performances’ na 13 september 1944
werd Henk ‘ontdekt’ door een meneer Smit van de PTT. Of hij geen zin
had platen te draaien in de voormalige bunker onder de Sphinx. Twee
draaitafels, twee versterkers, een tafel met microfoon waarachter
omroeper Eurlings de platen aankondigde of mededelingen van het
Militair Gezag doorgaf. De uitzendingen waren via de draadomroep in
de Maastrichtse huishoudens te horen. In de meeste keukens hing zo’n
bakelieten radio-ontvanger. Henk had de tijd van zijn leven. Vanwege
zijn activiteiten voor de Amerikanen, van september 1944 tot mei
1945 toen ook de rest van Nederland bevrijd was, werd Severs later
wel eens de eerste deejay van Nederland genoemd in de Limburgse
media. “Het woord diskjockey moest nog worden uitgevonden toen Henk
het al was”.
Henk
Severs aan het werk na de bevrijding van Nederland
Vanaf 1945 werkte Henk weer gewoon in de werkplaats van zijn ouders.
“De ‘koffiepottentijd’ noemde Henk Severs het. Vooral de koperen
blaasinstrumenten hadden zwaar geleden. Omdat de bezetter het op
alle koper gemunt had, werden die zo goed mogelijk weggestopt, soms
zelfs diep in de grond begraven. Dat had ze natuurlijk niet beter
gemaakt. Maar voor Severs was het een nuttige tijd: hij werd
specialist in blaasinstrumenten.
Eigenlijk was Henk na de oorlog een ‘dubbele’ figuur. Zijn plaats
was in de werkplaats, maar als het nodig was hielp hij ook in de
winkel. Tot zijn moeder omstreeks 1950 een tijd ziek werd. Sindsdien
bleef hij voorgoed in de winkel. Dat heeft hij nooit betreurd,
achter de toonbank stond ook zijn verloofde Nellie Slierendrecht,
maar ook, omdat hij vanaf het eerste pick-upje dat de zaak rijk was
een bijzondere belangstelling voor de plaat had. Niet zo lang daarna
werd er getrouwd en lieten de ouders het jonge paar helemaal de
vrije hand in de zaak.“De familie Slierendrecht was evenals de
familie Severs niet afkomstig uit Maastricht. Nellie was in Delft
geboren, begin december 1927. Haar vader werkte bij het spoor. Om
die reden verhuisde het gezin regelmatig naar een andere stad. Zo
kwam ze in Maastricht terecht”. Dankzij de kerk vond Henk zijn
aanstaande vrouw: “We ontmoetten elkaar op catechisatie” liet hij in
een interview afdrukken.
Loe Schoonbrood en de Harp
Loe
Schoonbrood
maakte zelf mee wat het betekende als Henk Severs zich voor een
plaat inzette.
“In 1954 ging hij met zijn ouders naar dancing Carlton in de Kleine
Staat. Dit was kort na de oorlog een ontspanningsoord van
Amerikaanse soldaten. In Carlton was een optreden van het Hollandse
orkest van Eddy Christiani met op viool Frans Poptie.
Loe
mocht een liedje meezingen. Eddy Christiani was onder de indruk van
hem en bood hem aan een plaat te maken.
Loe:
“Ik was zo jong dat ik nog niet kon lezen. Eddy Christiani zette
zijn eigen zang op een glazen plaat en stuurde die naar Maastricht.
Door de glazen plaat een aantal malen af te spelen kon Loe de tekst
uit zijn hoofd leren. Omdat er op dat moment geen studio in Holland
beschikbaar was namen ze twee liedjes op in een oude bunker in
Keulen. Langs de wand waren gele houten kistjes Coca Cola
opgestapeld. Misschien wel voor de akoestiek.
De sessie resulteerde in de liedjes ‘Kleine cowboy’ en ‘Moeders
verjaardag’. Ze werden uitgebracht onder de naam ‘Loekie – de kleine
cowboy’. Bij het uitbrengen van de plaat leerde Loe Henk Severs
kennen. Hij zette zich geweldig in. In zijn etalage hing hij een
poster op, die overigens door Bovema beschikbaar was gesteld. Mede
door zijn inspanningen werd ‘Kleine Cowboy’ een succes. Landelijk
zijn er ongeveer 20.000 exemplaren van verkocht.
Er moest een tweede plaat komen. Dat werd ‘Naar het circus’, een
nummer dat in Utrecht werd opgenomen. Ook daarvan hing weldra een
poster in de etalage van de Harp. De verkoop was ongeveer gelijk aan
‘Kleine Cowboy’. Loe heeft zelfs nog voor de landelijke radio
gezongen. Daarvoor moest hij met
de trein naar Hilversum. Na die twee platen hoefde het voor hem niet
meer. Maar met Nellie en Henk Severs heeft hij altijd contact
gehouden”.
Verkopen met plezier. Platen gaan er in als vlaaien
Aan zijn goede contacten met Christiani en Bovema hield winkelier
Severs nog een mooie trofee over – een gouden plaat voor
‘Zeemanshart’, een van de vele successen van de gitarist/zanger.
Henks eerste.
Het is onzeker hoeveel exemplaren er in de Harp verkocht werden van
die gouden plaat. Maar langzamerhand werd duidelijk dat er in die
kleine smalle winkel in de kleine nogal smalle Spilstraat soms
enorme aantallen van een ‘schlager’ over de toonbank konden gaan.
Als Henk er iets in zag was hij bovendien bereid om meteen flinke
aantallen bij de platenmaatschappij te bestellen. In een artikel uit
1976 werd bijvoorbeeld afgedrukt: “Als eerste bestelde hij bij een
platenfabriek, die hem voor gek verklaarde 1.000 78-toerenplaten met
carnavalsliedjes. Via de radio hoorde hij de eerste creatie van
Johnny Jordaan en bestelde tot ontsteltenis der platenmaatschappij
meteen 4.000 platen en was in enkele dagen ‘los’”.
Een artikel in het vakblad (Muziek Mercuur?) had als titel ‘Verkopen
met plezier. Platen gaan er in als vlaaien’. De redacteur van het
tijdschrift legde de nadruk op de enorm hoge aantallen singles die
in de ‘pijpenla’ van eigenaar veranderden. Bovendien: als Henk in
een nog onbekend item, desnoods van een nog te ontdekken artiest,
geloofde, plaatste hij meteen een grote bestelling. Dat was
ongehoord.
“‘Onze Henk in Maastricht is niet bekrompen’, had een
vertegenwoordiger gezegd. ‘Als die iets in een plaat ziet, bestelt
hij meteen 500 of 1000 stuks.
Het klonk wat onwaarschijnlijk. Veel handelaren beschouwen een
bestelling van 25 stuks van een goedlopende tophit al een hele
heldendaad. Maar ineens 500 of 1000? Toch was het zo. Henk
bevestigde het zonder er overigens veel ophef van te maken. Zijn
vrouw Nellie zei een beetje trots: ‘Ik zal het maar zeggen, want hij
zegt het zelf toch niet. Mijn man heeft daarvoor een hele goede
feeling. Al koopt hij 500, 700 of 1000 tegelijk, ze gaan toch altijd
weg. Voor de uitverkoop hebben we nog geen 100 platen. Maar kort
geleden had hij er 200, die maar niet verkocht werden. Wij – de
meisjes in de winkel en ik – hadden natuurlijk een reuze pret en hem
maar steeds plagen met die strop. En wat gebeurt? In het programma
van Guus Jansen over Luxemburg wordt de plaat tot openingsnummer
gekozen. Weg waren ze in nog geen week’”.
Begin jaren zestig werd aan het begin van de zondagmiddag tijdens de
Nederlandstalige uitzendingen van radio Luxemburg de Nederlandse
hitlijst uitgezonden. Die zender was in het zuiden van ons land goed
te ontvangen. Het programma begon met ‘Ready Teddy’ van Cliff
Richard. Guus Jansen, werkzaam bij uitgeverij Basart en uitgever van
het blad Muziek Parade, was met zijn stem een ster in Maastricht en
omstreken.
Francine Cremers die vanaf eind jaren vijftig als ‘meisje’ in de
winkel werkte. Ze maakte kennis met Severs omdat ze een nieuwe
saffier voor haar platenspeler wilde aanschaffen. “Meneer Severs
stuurde me naar huis terug. Ik moest de oude naald meebrengen. Toen
ik dat deed vroeg hij aan me of die zelf uit de pick-up verwijderd
had. Ik zei ‘ja’. Zo iemand kunnen we goed in de zaak gebruiken,
riep hij spontaan. Waarom kom je hier niet werken? Tot de sluiting
ben ik er gebleven. Ik haalde ook Noëlle Bouvry, mijn nichtje,
erbij. Werken bij meneer en mevrouw Severs was de mooiste tijd van
mijn leven”.
Francine, die de geboortedata van Nellie en Henk anno 2013 nog uit
haar hoofd oplepelde, gaf ook commentaar op de enorme hoeveelheden
singles die haar voormalige baas bestelde als hij erin geloofde:
“Misschien waren die niet altijd zó hoog als in de media werd
afgedrukt, maar hoog waren ze zeker. Meneer Severs wilde er zeker
van zijn dat hij voldoende exemplaren in voorraad had als hij een
lokale campagne voor zo’n plaat opzette. Hij moest er niet aan
denken dat hij dan nee moest verkopen en zijn (potentiële) klanten
die bij een andere zaak aanschaften. Dat zou een ramp geweest zijn”.
Blijkbaar wisten Nellie en Henk Severs heel wat mensen hun winkel
binnen te krijgen. Niet dat er geen concurrentie was. In die tijd
waren er maar liefst vijf muziekwinkels in de stad. Woepen had er
twee, één in de Tweebergerpoort (bij het Vrijthof) en een filiaal op
een hoekje in de Frankenstraat (Wyck). Vlak voor de lunchroom op de
bovenste etage had Vroom & Dreesmann een uitstekend gesorteerde
platenbar. En dan was er nog de zaak van Matt Niël, gespecialiseerd
in klassieke muziek. Toen Harry vanaf 1958 zijn eerste singles
aanschafte (‘Diana’, ‘Bye Bye Love’, ‘Stupid Cupid’, ‘Western Movies’,
‘Marina’, ‘Walk don’t run’) was de Harp steeds vaker de plaats waar
Harry Knipschild ƒ3,40 van zijn zakgeld neertelde. Maar alvorens de
keus te maken liet je aan de ‘platenbar’ eerst nog wat horen, de a-
en zelfs de b-kant van een serie singles. Bij de Harp kon je nog wel
eens een praatje maken. Het personeel in die winkel was goed
geïnformeerd en je voelde je er op je gemak, meent hij zich te
herinneren.
In het vaktijdschrift was te lezen: “Dat moet een machtige zaak
zijn, denkt men. Het is ook een machtige zaak, tenminste naar de
verkoop. Niet naar de omvang. Naar de omvang is het een smalle
pijpenla, waar voor de zelfbedieningsbakken nauwelijks plaats is.
Hypermodern dan, zoals men in het westen enkele kleine elegante
zaken vindt? Ook niet. Behalve de luisterbar is er niets dat
aanspraak maakt op ‘moderne vormgeving’.
Maar het was er gezellig; er was sfeer; men was er op zijn gemak.
‘De mensen moeten zich er thuis voelen als in hun huiskamer’, vond
Henk Severs. En daarom zette hij het persoonlijk element op de
voorgrond, in ieder opzicht. Dat gold niet alleen voor de winkel,
dat gold ook voor de etalage of de advertenties.
‘Je moet de mensen aanspreken in hun eigen taal’, zei hij. ‘Ik
hoorde eens iemand zeggen: dat is een moordplaat. Dat heb ik
dadelijk overgenomen en in de etalage bij de plaat gezet. Zoiets
doet het. Kijk, je kunt in de etalage bij een plaat zetten: nieuwste
opname van Cliff Richards. Maar je kunt ook zetten: Jongelui, dit is
de nieuwste opname van Cliff Richards. Dat is net even anders; dat
spreekt dadelijk meer aan. En zo doe ik het ook in mijn
advertenties. Ik neem nooit vaste clichés of bestaande slagzinnen.
Ik zeg het op mijn eigen manier. Het zijn vaak de kleine dingen die
het doen. De menselijke dingen, daar komt het op aan. Daarin voelen
de mensen zich aangesproken’”. |
Henk
Severs: ‘ontdekker’ van Rocco Granata, Jack Jersey en Johnny Blenco:
Henk was de ontdekker van oa.
Rocco Granata – Johnny Blenco – Jack de Nijs (Jack Jersey) – Adamo –
Lucille Star(1964).
Hij
haalde De gebroeders Riem en Ruud de Wolff oftewel de Blue Diamonds
op 4 januari 1961 in hun hoogtijdagen naar Maastricht. Op 13 juni
1964 kwam Will Tura uit België naar Maastricht.
In
totaal heeft Henk Severs 4 gouden en 7 zilveren platen mogen
ontvangen.
Het feit dat Henk een abonnement op het Amerikaanse vakblad
Billboard had gaf al aan dat Severs meer voor zijn vak deed dan zich
achter de toonbank opstellen .De verkoop van 5000 exemplaren van
Lucille Starr bezorgde hem een gouden plaat. Het personeel van de
winkel had de verkoop van dag tot dag bijgehouden. In spanning
wachtte men, vergezeld van de hoge gasten uit Holland, af wie de
5.000ste single zou kopen. “De gelukkige was de heer Bergholtz uit
de Anton Lipkensstraat 8B die, met zijn dochter, helemaal beduusd de
gratis Starr-LP, een enorme taart (kilo’s zwaar, meer dan een halve
meter in het vierkant) en een paar attenties van Phonogram in
ontvangst nam”.
Het
is niet gemakkelijk vast te stellen in hoeverre de verhalen over de
‘ontdekkingen’ van Henk Severs juist zijn. Maar omdat hij regelmatig
in de krant verscheen, met foto’s vaak gemaakt door Jacques Voets,
sleutelde hij goed aan de weg, beter dan zijn collega’s. Door zijn
gedrevenheid, het lezen van bladen als Billboard en zijn contacten
in de muziekbusiness had hij, zoals René Brouwers me vertelde,
welhaast een ‘monopoliepositie’.
Diverse Harp-hits waren producten van over de grens, gezongen in het
Italiaans, Duits en Frans.
Henk was bovendien nauw betrokken bij talenten-jachten in zijn
regio. Hierbij werkte hij samen met de grootste platenmaatschappij
van het land, Phonogram. Als er op muzikaal gebied iets aan de hand
was kon je er zeker van zijn dat de Harp zich liet zien. Het ging
verder dan alleen maar talentenjachten, aldus Muziek Mercuur begin
jaren zestig. “Henk produceerde ook platen. Dat doet hij als leider
van Phonogram’s Opname Studio Zuid. ‘Eigenlijk een soort van
voorstudio’, zegt hij. ‘Eerst heb ik zelf wat opnamen gemaakt, die
door Phonogram werden geperst. Toen hebben we hier de zaak stap voor
stap opgebouwd en nu is er een eigen opnameapparatuur. Eigenlijk
vormen we een driemanschap met een musicoloog-arrangeur J. Penders
en technicus Gerard Noten, die overdag in de bakkerij staat. Er zijn
al enkele leuke platen uitgebracht, o.a. van de Quinto’s, John
Wessel en de Typhoons.
|
De Harp en de Rock- en popmuziek
Brand’s had er belang bij dat er
goede muziek in de Maastrichtse
jukeboxen kwamen. Dat verhoogde
de omzet, hoorde ik van René
Brouwers, zoon van de
vertegenwoordiger voor Maastricht.
De bierbrouwer was tevens
betrokken bij het opzetten van
eens dansvloer in het stadspark
aan het einde van de jaren
vijftig. Het begon met tamelijk
beschaafde dansmuziek (Victor
Silvester), maar al snel deed de
popmuziek zijn intrede. Het
stadspark werd een voedingsbodem
voor het ontstaan van actieve
deejays in de hoofdstad van
Limburg. Een van die deejays
was René Brouwers. “We mochten
onze platen op kosten van
Brand’s bij de Harp kopen. Een
stuk of tien per week, was
afgesproken. Maar in
werkelijkheid was er geen
limiet. We konden er aanschaffen
wat we maar wilden”.
De Harp was dus direct betrokken
bij de deejay-cultuur in de
regio.
Francine Cremers: “Met de
beatmuziek die in de jaren
zestig opkwam had ik maar
weinig. Voor mij bijvoorbeeld
hoefden de Stones en de Kinks
niet. Bij de jonge meisjes die
(meestal kort) in de winkel
meehielpen was dat anders. De
jaren zestig was een goede tijd
voor de Harp. We stonden met zes
personen achter de toonbank
singles te verkopen. Arie, de
broer van mevrouw Severs, hielp
ook mee met de verkoop. Een
prima verkoper”.
René Brouwers besefte anno 2013
dat de opkomst van de rockmuziek
in de sixties niet in alle
opzichten goed uitpakte voor
Henk Severs. “In het begin van
dat tijdperk had Severs nog een
monopolie. Hij was de enige met
een abonnement op Billboard en
had alle hits beter dan wie ook
in voorraad. Maar er waren
veranderingen op komst.
Deejays als Felix Meurders en
Hubert van Hoof ontdekten dat je
sommige internationale
pop-platen nog sneller uit
Engeland, Antwerpen en Amsterdam
kon halen. Daar had je de Harp
niet meer voor nodig. Meer nog
dan Severs voelden ze aan wat er
aan het gebeuren was en kenden
ze de posities op de hitlijsten.
Van het monopolie van de Harp
voor pop-platen was na een
aantal jaren niet veel meer
over. Een andere
ontwikkelingen was de snelle
groei van langspeelplaten. Het
grote publiek, de wat ouderen,
wilde aan het einde van de jaren
zestig albums met stereo-muziek
aanschaffen. Selfservice, met
bakken waar je de elpees zelf
kon uitzoeken kwam in de mode.
Henk Severs was en bleef evenwel
een expert op het terrein van
singles, de 45 toeren-platen.
Dat was zijn belangrijkste
aandachtsveld. Hits maken was
voor hem een sport”.Misschien
was de pijpenla in de Spilstraat
wel gewoon te klein om die
ontwikkeling te kunnen volgen.
De Harp had geen
uitbreidingsplannen.
In
de krant was weldra te lezen:
“De heer Henk Severs (u weet wel
van de Harp) kon vrijdagmiddag
weer een zilveren plaat
toevoegen aan zijn collectie,
die inmiddels bestaat uit 4
gouden platen en 7 zilveren. De
publiciteitsman van de N.V.
Iramac, de Maastrichtenaar Harry
Knipschild, was er voor uit
Bussum gekomen om deze zilveren
plaat uit te reiken, omdat de
heer Severs de meeste
‘Feestneuzen’ (3000) van Toon
had verkocht. Toon, die
momenteel de publiciteit liever
wat mijdt, was bij deze
bijeenkomst niet aanwezig.
aanwezig, wel stuurde hij een
aardige proficiat brief
De heer Severs filosofeerde wat
over deze verschuiving van het
Hollands feestlied naar de
Limburgse carnavalswereld; Harry
Knipschild kwam met cijfers. Er
zijn ruim 117.000 platen
verkocht en nog rollen er zo’n
1.500 ‘feestneuzen’ per week van
de persen.
De laatste jaren van de Harp
Een van de laatste ‘gouden
platen’ die Henk Severs voor
zijn activiteiten als lokale
promotor ontving was voor de
single ‘Are you ready’ van de
Amerikaanse groep Pacific Gas &
Electric (op CBS). Loe
Schoonbrood vertelde me dat
Severs er al in het begin van de
jaren zeventig over dacht om met
de Harp te stoppen. Een paar
jaar later, in 1976, besloten
Nellie en Henk Severs definitief
te stoppen met de Harp. Loe
Schoonbrood: “Henk zag niet veel
toekomst meer in de
platenhandel. Met name het
gratis kopiëren zag hij als een
ondermijning van de branche.
Platen werden eerder al met
bandrecorders (gratis) op tape
gezet. Maar met de opkomst van
de musicassette was er geen
houden meer aan”, vond hij. Dit
in combinatie met het afschaffen
van de vaste verkoopprijzen van
albums door de overheid.
|