Groote Sociėteit

'Groote Sociėteit'

In de vorige eeuw lagen enkele befaamde sociėteiten aan het Vrijthof. De oudste sociėteit is La Grande Société de Maestricht. De Groote Sociėteit werd ook wel de Officieren sociėteit of Hollandse Sociėteit genoemd, omdat de hoofdofficieren van het garnizoen er lid van waren en de meeste leden oranjegezind waren. Het sociėteitsgebouw werd gevestigd in de noordwestelijke hoek van het Vrijthof over deze gaat deze pagina, verder was er nog de La Société d’Emulation deze was gevestigd naast de Momus, de Nederlandse Sociėteit was aan dezelfde kant van het Vrijthof gelegen maar had de ingang aan de Platielstraat, de La Société des Amis des Sciences et Arts, was een trefpunt van de vrienden van kunst en wetenschap, de La Société des Redoutes, deze gaf in de Redoutezalen acht maal per jaar een luisterrijk bal. Het was een hele eer voor deze bals uitgenodigd te worden.

De Groote Sociėteit van Maastricht

Op 1 oktober 1760 wordt de “Société de Maestricht” met een lijst van 52 oprichters waaronder Hobbe Baron van Aylva en met de ‘Anciennes Loix’ (Reglementen) opgericht.  Maar in 1762 bleek de toevoeging ‘Grande’ of ‘Groote’ al zo ingeburgerd dat die naam in de notariėle akte werd gebezigd.

De Maastrichtse Sociėteit lijkt één van de oudste te zijn in Nederland. In het hele land werden in de 18e eeuw de zgn ‘pruikentijd’ soortgelijke sociėteiten opgericht.  De heren van stand hadden de behoefte om dagelijks in een besloten omgeving voor enkele uren met een select gezelschap te ontmoeten, deze omgeving was voorzien van alle gemakken die het leven aangenaam maakten. De leden bleven in de sociėteit bovendien gespaard voor de gebruikelijke ongemakken die een verblijf in een openbaar koffiehuis of herberg in de stad met zich mee bracht. Dat liepen ze immers de kans in contact te komen met onbekenden van allerlei allooi en konden ze worden blootgesteld aan ‘geraas en onbetamelijkheden’ die niet bij hun manier van denken en leeftijd pasten.

De 52 oprichters mochten dan ook zeker heren van stand worden genoemd en maar liefst veertig van hen waren garnizoensofficieren. Op de ledenlijstkwamen twee van de drie hoogste militaire autoriteiten in de vesting voor: gouverneur Hobbe baron van Ayvla en grootmajoor Jetzo Edzard van Burmania. Verder komen we de meeste officiersrangen op de lijst tegen, de militaire leden waren dus zeker niet alleen opperofficieren, maar ook kapiteins, luitenants en vaandrigs. De twaalf niet-militairen leden bekleedden hoge functies in het  burgerlijk bestuur, zoals schepen van de Vroenhof, ontvangen van Domeinen, ontvanger van Rolduc en gedeputeerde bij de Staten-Generaal. Één lid was oud-burgemeester. De eerste reglementen bepaalden dat de leden een ‘Souverain d’Or’ als entreegeld moesten betalen en daarnaast jaarlijks aan de secretaris twintig schellingen verschuldigd waren voor het in orde houden van de kamers, voor bloemen, kaarsverlichting en andere huishoudelijke zaken. Na de oprichting zou niemand meer zonder ballotage worden toegelaten. Het maximum aantal leden bedroeg aanvankelijk 50 ( het waren er al meteen 52)

In 1762 werd het huidige pand gelegen aan het Vrijthof gekocht van de erfgenamen van de weduwe Anna Eleonora Jacob-Wever, voor de prijs van fl.15.000,00. De sociėteit betaalden vierduizend contant (had men geleend van haar lid Anthoine Roux en in 1765 was al drieduizend afbetaald) en werd er een hypotheek opgenomen van fl.11.000,00, hiervoor betaalde Zij jaarlijks 3.5 procent rente aan de erfgenamen. Het bestuur bestond aanvankelijk uit een secretaris, een penningmeester en twee commissarissen, maar in 1763 werden dit vier commissarissen, twee militaire en twee ‘politique’. In 1763 wordt door de Groote Sociėteit geld ingezameld voor de armen. In 1763 wordt bij reglement het aantal leden vastgesteld op maximaal 100 en in 1770 op maximaal 200 vastgesteld.

De ledenvergadering besloot de twee mannelijke erfgenamen Jean Pierre en Samuel Jacob gratis het lidmaatschap aan te bieden. Gratis was overigens alleen het intredebedrag, de jaarlijkse contributie was inmiddels tot dertig schellingen gestegen. In januari had de Sociėteit reeds drieduizend gulden in kas. Na de aankoop moest er nog wel een en ander aan het gebouw gebeuren en de op 1 januari 1764 aangesteld conciėrge, Louis Ely Poirette, schreef daarover een memorie. De conciėrge kreeg de opdracht om het huis in orde te brengen en alles uit te voeren en te repareren dat stond in de memorie. Het reeds bestaande huis kreeg waarschijnlijk rond het midden van de 18e eeuw stenen gevels en werd mogelijk in diezelfde periode deftig verbouwd zoals toen in Maastricht gangbaar was. De bakstenen gevel aan het Vrijthof heeft vijf rijen vensters en de vensters hebben hardstenen omlijstingen. Het gebouw heeft een hoog zadeldak en in het dak zijn aan de Vrijthofzijde twee grote dakkapellen aangebracht die in hun omlijsting van een schelpdecoratie zijn voorzien. De hoeken van het gebouw bestaan uit hardstenen blokken in kettingverband. De zijgevel telt eveneens vijf rijen vensters en in de top van deze gevel zijn nog twee kleinere vensters geplaatst. Pas in 1776 worden de eerste kanunniken lid van de Groote Sociėteit. Dat de oprichting een schot in de roos was bleek uit het feit dat er tot 1779 al 539 leden werden ingeschreven.

De sociėteitsleden waren trouwens allen belangrijke burgers. Op de ledenlijst stonden onder anderen de namen van kanunniken van de Sint Servaas, magistraten, kasteelheren, hooggeplaatste functionarissen en heren van hoge militaire rang. Op dat moment konden enkel mannen lid worden van de Groote Sociėteit. (Sinds 1992 zijn vrouwen ook welkom)

Ingang zijde Keizer Karelplein, boekenkaft jubileum uitgave 1760 - 1960 en ingang aan het Vrijthof.

In het sociėteitsgebouw kwamen de leden bij elkaar om iets te drinken, te kaarten, te biljarten, te lezen of te roddelen. De sociėteit nam een vooraanstaande positie in het culturele leven van de stad in. Dit blijkt onder andere uit het feit dat het merendeel van de aandeelhouders van de na 1780 in de voormalige Jezuļetenkerk te vestigen stadsschouwburg, lid was van de Groote Sociėteit. De officieren bezochten regelmatig het theater, dat pas in de 19e eeuw de Bonbonničre werd genoemd. Naast het schouwburgbezoek blijkt ook uit de beroemde leestafel die de sociėteit bezat dat de stedelijke elite goede smaak had. Men las de beste kranten en tijdschriften uit heel Europa. Bovendien schafte de Sociėteit in 1774 de eerste Encyclopédie geschreven door Diderot en d'Alembert aan.  Uit een klachtenboek dat in de sociėteit lag, blijkt dat de elite zich niet alleen bezighield met "belangrijke zaken". De kanunnik schrijft bijvoorbeeld dat de officieren geen dames voor vermaak mochten meebrengen en ook niet mochten vloeken. Anderen klaagden over een kanunnik van de Sint Servaas, omdat die vals spel zou spelen bij het kaarten. 

De exacte indeling van de Groote Sociėteit is onbekend, wel weet men dat er sprake was van een grote zaal, een biljartkamer, een rookkamer en van de woning van de conciėrge. Het reglement van 1763 bepaalde dat in het gebouw niet mocht worden gerookt behalve in de rookkamer. Die kamer moest in 1765 al worden gerepareerd en de rokers verhuisden tijdelijk naar de biljartkamer. Tijdens de belegering van de Fransen in 1794 liep het gebouw als gevolg van het bombardement grote schade op. Gedurende enige tijd kon alleen de rookkamer gebruikt worden. Op 4 november 1794 na een beleg van 6 weken wordt Maastricht door de Franse revolutionairen ingenomen. De maanden waren bar slecht, men ging boeken van de bibliotheek verkopen oom aan geld te komen. Op 22 december 1796 hangt het voortbestaan van de Groote Sociėteit aan een zijden draadje. Er komt een voorstel tot opheffing, maar hier is een meerderheid tegen en dus blijft de Groote Sociėteit bestaan.  Vanaf 1799 is er een opleving en in 1803 telt men weer 66 leden. Het gebouw wordt volledig hersteld.

Tussen 1815 en 1820 komen er veel nieuwe leden bij, waaronder veel hoge autoriteiten. Na de opstand in 1830 wordt de Groote Sociėteit, tot op dat moment politiek neutraal, koningsgezind. In 1838 wordt de buitensociėteit Slavante gehuurd van de Heer Maillard. De zaken gaan zo goed dat men in 1843 Slavante definitief aankoopt mede door een geldlening van fl. 12.500,00 met een rente van 4%. Op 16 juni 1841 wordt koning Willem II door de Groote Sociėteit op Slavante ontvangen. Op 7 juni 1855 wordt koning Willem III door de 4 sociėteiten waaronder de Groote Sociėteit op Slavante ontvangen, zijn majesteit wordt een dejeuner (lunch-middageten) aangeboden.  Op 22 mei 1867 wordt door de Groote Sociėteit op Slavante de Minister van Financiėn, Graaf Schimmelpennick ontvangen. In 1868 wordt de grote zaal van de Groote Sociėteit verhoogd met een bovenverdieping. Er ontstaat een prachtige hoge zaal met aangepaste versieringen. De verbouwing stond onder leiding van Architect Castermans uit Luik. De Groote Sociėteit bereid ook alles voor om het bezoek van Koningin Sophia, echtgenote van Koning Willem III op Slavante op 27 september 1873 te ontvangen. Ook het bezoek in 1895 van Koningin Emma en de jonge Koningin Wilhelmina wordt door de Groote Sociėteit tot in de puntjes voorbereid. Vanaf 1903 worden de kosten te hoog en men besluit Slavante te verkopen. In 1907 wordt Slavante verkocht aan de Gemeente Maastricht voor fl.14.000,00.

Fusie en Oorlog

Na 35 jaar onderhandelen wordt in 1906 het besluit genomen om te fuseren met de Emulatie (een sociėteit, opgericht in 1784 en eveneens gevestigd aan het Vrijthof). De slechte financiėn, als gevolg van het verdwijnen van het garnizoen, waren de hoofdoorzaak tot het nemen van deze beslissing. De nieuwe naam wordt Groote Sociėteit en Emulatie. In 1910 brengt Prins Hendrik met zijn gevolg een kort bezoek aan de Groote Sociėteit. Op de foto rechts de Sociėteit in 1921

In de Tweede Wereldoorlog wordt de Groote Sociėteit onder protest van het Bestuur en de leden in beslag genomen door de Duitsers en werden alle activiteiten door de bezetters verboden in het pand aan het Vrijthof. Echter de bestuursvergaderingen en andere activiteiten gingen uiteraard ondergronds door ! De grote bibliotheek met oude boeken, tijdschriften, dagbladen en schilderijen werden door de bezetters geroofd. Bij de bevrijding brak zelfs brand uit in het gebouw. Na de nodige restauraties als gevolg van de bezetting werd de algemene vergadering op 29 mei 1949 weer gehouden in het pand Groote Sociėteit aan het Vrijthof.

In 1960 wordt het 200-jarig bestaansfeest op grootste wijze gevierd. In 1984 volgt opnieuw een fusie, nu met D’Elegantier, een businesssociėteit met heel veel jonge leden. Het aantal leden stijgt hierdoor van 28 naar 125. Dit leden aantal is tot op heden ongeveer gelijk gebleven.

In 1985 besluit de Algemene vergadering dat ook dames lid kunnen worden van de Groote Sociėteit. De nieuwe naam luidt voortaan: Groote Sociėteit en D’Elegantier, tevens wordt in 1985 het pand grondig gerestaureerd mede dankzij de toekenning van subsidie door Monumentenzorg.

In 1993 heeft de vereniging de beslissing genomen om een Stichting in het leven te roepen die tot op de dag van vandaag verantwoordelijk is voor de exploitatie en het onderhoud van het gebouw de Groote Sociėteit aan het Vrijthof.

Interessant is dat de Groote Sociėteit vanaf de oprichting vaak de Societé Militaire werd genoemd. Vanwege het militaire verleden heeft de Sociėteit een samenwerking met de officiersvereniging van Maastricht.  De Sociėteit organiseert de laatste vijf jaar in de week voor Kerstmis in samenwerking met verschillende bejaardencentra een kerstlunch met muziek voor alleenstaande ouderen.

Naor Bove

Tijdens het beleg van de Fransen in 1793 werd de Groote Sociėteit gebruikt door de Fransen officieren waaronder Generaal Merle, de bevelhebber van de bezetter; Het volgende verhaal komt uit het boek 'In Maastricht waait weer de Oranje vlag'.

In Maastricht deed men alle moeite iets te weten te komen van wat er buiten de stad gebeurde. Kranten uit het bevrijde Luik werden op een slikse manier binnengesmokkeld. In de Grote Sociėteit op het Vrijthof werden die dan druk gelezen en over de inhoud lange twistgesprekken gehouden. Ook de Franse officieren deden daar ijverig aan mee, wat natuurlijk aanleiding gaf tot ruzie en gekrakeel onder elkaar. Zo zaten op een winteravond een groepje militairen, waaronder de generaal zelf, samen met enkele hoge ambtenaren en Maastrichtenaars, gezellig rond het open haardvuur in de Grote Sociėteit aan het Vrijthof. Er waren juist weer wat gesmokkelde Luikse kranten aangekomen. Behaaglijk zuigend aan zijn lange pijp zat de generaal achter zijn krantje verscholen, het nieuws uit te spellen. Naast hem zat de directeur van de belastingen ook al verslonden in de laatste berichten. Opeens werd de gezellige rust wreed verstoord door opgewonden en hard gepraat uit de andere hoek van de zaal; “En ik zeg je dat ze al die vijandelijke kranten moeten verbranden!!” riep een ruziestem, “en de kerels die zo iets lezen moeten ze samen met hun prullen in het vuur gooien”.  Dat was klare taal!

Verstoord keken de generaal en de belastingdirecteur over hun krantje naar die herrieschopper. Wie was die brutale vent! Die brutale vent, een klerk van de belastingen, kreeg de schrik van zijn leven, toen hij ineens merkte dat zijn eigen baas ook achter zo’n krantje zat. “Nu is het genoeg”, riep de generaal boos. Hij stond op en griste De blaadjes uit de handen van de lezers en van de tafel en gooide ze met een nijdig gebaar in het vuur. “Kastelein! Voortaan komt hier geen krant meer in huis zonder mijn verlof!

Bron:  Boek Historische Reeks Maastricht, Maastrichts verenigingsleven in de vorige eeuw, art.krant De Limburger 05-11-2016 door Ronald Colee, 'In Maastricht waait weer de Oranjevlag': Samengesteld door Br. Sigmund Tagage en Br. Winifred Ubachs iov Burgemeester en Wethouders der Gemeente Maastricht met de deskundige medewerking van Mr. Drs. H.H. Wouters. Drukkerij G. Walters en Zn. te Maastricht  Website: Groote Sociėteit, Wikipedia,  Zicht op Maastricht,  

eine terök