|
Gevaangene in Mestreech Gevangen in Maastricht |
Een aantal honderd jaar geleden werden de echte zware misdrijven met onthoofden, hangen of verbranden bestraft. Voor minder zware daden, zoals diefstal, mishandeling of belediging, had men meestal geseling, brandmerking en verbanning uit de stad op het repertoire staan. Dat moeten hier IS-achtige toestanden geweest zijn op het Vrijthof en Markt met heel wat sensatiebeluste kijklustigen. Alleen als je terugkwam en weer gepakt werd binnen de tijd die stond voor de duur van je verbanning, kwam je in de gevangenis terecht, alvorens een aantal dagen later toch nog te sneuvelen op het schavot of wat dies meer. Zo werd in 1716 een paardendief uit de stad verwijderd, maar de domoor waagde het om nog op dezelfde dag terug te komen. Hij werd direct gepakt, en na vastgezeten te hebben, een paar dagen later op het Vrijthof op de plek waar vroeger het postkantoor stond, opgehangen. Geestelijken die hun religie verloochenden, zaten, evenals ketters en godslasteraars, meestal hun straf uit in de gevangenis van het klooster zelf. Heel vroeger zaten gevangenen in de periode dat ze op de uitvoering van hun straf moesten wachten, vaak in de stadspoorten opgesloten. Zo werd de Hochterpoort in de volksmond de Gevangenpoort genoemd. Toen het bestuur van de stad nog zitting had in de St.Jorisstraat, nu de Grote Staat, in een gebouw met de naam de Landscroon, gelegen waar nu de hoofdingang van V&D is, zaten daar ook gevangenen. Dat was echt geen luxe. Meestal werden in een koude cel twee tot drie gevangenen bij elkaar gezet. De hygiëne was abominabel, en het dagelijkse menu bestond uit water en brood. Hun beddengoed, stro, werd maar twee keer per week ververst. Er was een gevangenbewaarder in dienst die op de gevangenen moest passen. Hij zorgde voor het huishoudelijke deel en had daartoe twee hulpjes bij zich. Die hielpen hem bij het schoonhouden van de cellen, het legen van de emmers en het doen van boodschappen, lees het inkopen van voedsel voor de gevangenen. Hij moest zijn bedienden wel uit zijn loon betalen. Als tweeherige stad had Maastricht twee rechtbanken. Op een bepaald moment gingen die hun zittingen houden in het oude stadhuis, het Dinghuis. Als je toen door de Jodenstraat liep, naast het Dinghuis, kon je hoog boven je hoofd de overhangende cellen zien vo0or de gevangenen. Tijdens de nacht zorgde de cipier voor de controle. De echte gevaarlijke gevangenen werden aan een blok hout vastgeketend, zodat ze niet konden ontsnappen. De folterkamer was gehuisvest in de kelders van het Dinghuis. Het tegenwoordige dwangmiddel van gijzeling was toen ook al populair. Als je je schuld niet kon of wilde voldoen, kon je schuldeiser je laten opsluiten.
De cellen onder het stadhuis zijn drieëneenhalve eeuw oud. Het zijn
er altijd maar een handvol geweest, want men zat er zelden lang
gevangen. In het ancien regime (ca. 1500-1794), de tijd vóór
de Franse Tijd (1794-1814), kende men het begrip gevangenisstraf
niet. Men zat in voorarrest totdat de rechtszaak had gediend en
daarna kreeg men vrijspraak of een straf. Dat kon een geldstraf,
schandstraf, lijfstraf, doodstraf of verbanning zijn, of een
combinatie daarvan, maar het was nooit gevangenisstraf. Dat
is iets van na 1794. |
![]() Ketters, Godslasteraars en afvallige geestelijken moesten gewoonlijk de hen opgelegde gevangenisstraf in een kloostergevangenis ondergaan. Vroeger werden gearresteerden in afwachting van hun berechting vaak opgesloten in een der stadspoorten. De Hochterpoort (gelegen Markt, hoek Grote Gracht) werd gewoonlijk de Gevangenpoort genoemd. De gevangenis in de Wyckerpoort werd omstreeks 1800 afgebroken. In de tijd toen de magistraat van Maastricht zitting had in ‘De Landscroon’ in de St. Jorisstraat (nu Grote Staat op de plaats van de ingang van V. en D.) werden daar ook de gevangenen ondergebracht. Zij zaten daar meestal cellulair. Wegens plaatsgebrek werden in de donkere, kille cellen soms twee of drie personen ondergebracht, wat niet bepaald bevorderlijk voor de hygiëne moet zijn geweest. De gevangenen kregen tweemaal per dag water en brood. Zij sliepen op stro dat tweemaal per week werd ververst. De cipier ontving voor het onderhoud van de gevangenen een vast bedrag per dag. Hij had in zijn dienst twee helpers, die hij zelf moest bekostigen. Zij moesten de cellen schoonhouden, de emmers of tonnetjes leegmaken en voor de inkopen van eten en dergelijke zorgen. Toen de beide Hooggerechten hun zittingen gingen houden in het Dinghuis (het zg oud-stadhuis) werden de gevangenen daar ondergebracht in kleine, gedeeltelijk over de jodenstraat uitgebouwde kamertjes op de bovenverdieping. 's Nachts was daar geen bewaking. De cipier maakte elke avond de ronde om de sloten te controleren. Als in de nacht een gevangene ziek werd, werd dit eerst de daaropvolgende morgen geconstateerd. Toen in de loop der tijd, het houtwerk van de kamertjes begon te vergaan, moest de cipier gevaarlijke misdadigers 's nachts aan een zwaar houten blok vastketenen. De folterkamer bevond zich in de kelderruimte van het Dinghuis. Hier hadden de ‘scherpe examens’ plaats. Gruwelijke details over een dergelijk verhoor lezen wij in het verslag van de vreselijke folteringen, die men op pater Vink had toegepast. Schuldeisers konden onwillige betalers laten gijzelen. Zij werden in het Dinghuis ingesloten en niet eerder vrijgelaten, dan nadat zij hun schulden en ook de kosten van de detentie hadden betaald. Gijzeling werd ook toegepast op personen, die hadden meegewerkt aan het ontvoeren van Staatse burgers naar Luiks gebied. In 1702 werd zelfs de schout van Luikse zijde met zijn boden door de Brabantse Hoogschout gegijzeld, totdat een door hen naar Luik overgebrachte gewezen non weer in Maastricht op vrije voeten zou zijn gesteld. Bovendien moesten ze de kosten van hun verblijf in de gijzelkamers betalen. Toen in 1664 het nieuwe stadhuis op de markt door de Hooggerechten in gebruik werd genomen bleef het Dinghuis als gevangenis dienst doen, ook nadat in het nieuwe stadhuis een aantal cellen waren ingericht. Gijzelaars, genoten wat eten, drinken en slaapgelegenheid betreft, voorrechten, mits zij de cipier hiervoor extra betaalden.
“Het schijnt dat het zedelijk peil der bevolking in dien tijd wel eens te wenschen overliet. Men leest tenminste in een raadsbesluit van 2 Mei 1695, dat besloten werd om aan de linkerzijde van den trap [van het huidige stadhuis] een ijzeren kooi te plaatsen, die op zijn spil kon ronddraaien. Aan de rechterzijde van den trap werd een halsbeugel geplaatst; beiden werden door ijzeren hekken afgesloten. Deze waren bestemd tot straffen voor menschen, die door hun ergerlijk gedrag 's avonds en 's nachts de straten der stad onveilig maakten. Vrouwen en meisjes van oneerbare levenswijze werden in de ijzeren kooi opgesloten en haar medeplichtige aan den halsbeugel vastgemaakt. Zoo werden zij gedurende een zekeren tijd aan de openbare schande prijs gegeven.” Bron: Veritas van 1938
|
Maastricht kende in het verleden op diverse plaatsen
kesjotte.
Een cachot (Mestreechs: kasjot of kesjot) was in oorsprong een los
in de ruimte staande, eenpersoons houten cel, een beetje
vergelijkbaar met een chambrette voor religieuzen en
kostschoolleerlingen. Waar een chambrette echter aan de bovenzijde
open was, en aan de voorzijde 'afgesloten' werd met een gordijn, had
een cachot een houten dak en een houten deur zonder raam er in.
Het
voordeel van een cachot boven een stenen cel was, dat je zo'n
'gevangenenkast' in principe in elke ruimte kon neerzetten. Het was
een stevig gebouwde, verplaatsbare cel die al naar gelang men ruimte
beschikbaar had, op een zolder of in een kelder kon worden
geplaatst, of in een kamer die normaliter gebruikt zou worden als
woon- of slaapvertrek en waaruit men zónder cachot gemakkelijk zou
kunnen ontsnappen.
Tot ver in de negentiende eeuw zijn dergelijke cachotten gebouwd, al
veranderde de vormgeving enigszins. De losse eenpersoonscachotten
werden naarmate het aantal gevangenen toenam, naast elkaar geplaatst
en kregen permanente, zij het indirecte lichtinval en beluchting (!)
door het aanbrengen van een bovenlicht/klapraam. Uit het reguliere
gevangeniswezen zijn cachotten al bijna een eeuw verdwenen. Betonnen
muren en stenen cellen hebben de houten planken vervangen. Alleen in
het spraakgebruik komt men de term soms nog tegen als alternatieve
(foutieve) benaming voor 'cel'. De gevangene had geen enkel
rechtstreeks contact met de buitenwereld, tenzij door geluid.
Gelukkig maar dat de reeds uit de tijd van de Franse Republikeinen
stammende richtlijnen voor de bouw van cellen in gevangenissen
in elk geval het recht op licht en lucht voorschreven! Vandaar het
bovenlicht.
Deze voormalige vrouwengevangenis mag dan nu aan de Patersbaan
lijken te liggen, oorspronkelijk was het adres: Minderbroedersberg.
Zij is namelijk gebouwd op het terrein van het tweede
Minderbroedersklooster. In 1806 werd het klooster in gebruik genomen
als de 'Verenigde Gevangenissen' (Prisons Réunis), 'verenigd'
omdat het hier ging om in één gebouw samengebrachte penitentiaire
afdelingen voor het departement Nedermaas én voor de stad
Maastricht. Het gebouw zou uiteindelijk tot 1985 dienen als
gevangenis en huis van bewaring. Het pand dat bekend staat als 'de
vrouwengevangenis', staat op de plaats waar oorspronkelijk de
brouwerij van het klooster lag.
Op de Minderbroedersberg heeft men ter vervanging van de voorzieningen in het stadhuis onder de zuidelijke vleugel soortgelijke cellen ingericht, die oorspronkelijk in gebruik waren bij de politierechter. Toentertijd kon die overtreders slechts voor drie dagen vastzetten. Dus het was akelig, schandelijk en afzien, maar in vergelijking tot een criminele of civiele celstraf viel het ongemak uiteindelijk wel mee. |
Aan één zijde bevindt zich centraal in de gevel een vierkante uitbouw waarin liftkernen en trappenhuizen ondergebracht zijn. Aan de hand van de vloertegels is te zien in welk gedeelte van de gevangenis men zich bevindt: de kantoren hebben lichte natuurstenen vloeren, terwijl in het cellengedeelte donkerbruine tegeltjes op de grond liggen. Naast een kantoren- en cellengedeelte zijn er ook werkruimten en ontspanningsruimten, etc. op aanwezig. In 2009 is de gevangenis nog voor meer dan 60 miljoen verbouwd van normale gevangenis naar een Penitentiair Psychisch Centrum. Ondanks dat zal de goed onderhouden gevangenis Overmaze, die op een uitstekende locatie ligt in het jaar 2014 gesloten worden
Op 19 november 2014 werden de eerste van de in totaal
600 asielzoekers ontvangen in de voormalige penitentiaire inrichting
Overmaze.
|
Tapijnkazerne: |
|
Bron: Helletocht, MestreechOnline, DNBL, tekening Markt Maastricht met Lochterpoort Theo Bakker, tekening straffen Marlies Uyttersprot, tekening draaikooi site DenHaag zoals het was, foto cellen vrijthof collectie Erik van Rijsselt. |