Het
oude huis in de Brugstraat te Maastricht.
Eene belangrijke verbetering voor het drukke verkeer in
een deel van Limburg's schoone hoofdstad is sedert een
paar jaar tot stand gekomen. Alles, wat uit Maastricht
naar de voorstad Wijk, aan de overzijde der Maas, gaat
en wat uit Wijk de stad binnenkomt, neemt zijn' weg door
de straat, wier naam ook den weinig scherpzinnige
ligtelijk doet vermoeden, dat zij op ‘de brug’ aanloopt.
Die doortogt was nooit gering en aangezien te Wijk het
spoorwegstation wordt gevonden, nam het verkeer in de
laatste jaren aanmerkelijk toe. Menschen trekken
menschen. Een drukke straat is druk, omdat zij druk is.
En de Brugstraat, die, als de meeste oude straten, nooit
door haar breedte had uitgemunt, werd allengs hinderlijk
smal. 't Mogt dus inderdaad een verbetering worden
genoemd, toen het besluit tot hare verbreeding in
uitvoering kwam en de voorgevels aan de linkerzijde bij
het inkomen van den kant der brug, een paar meters
achteruit werden gedrongen. Daarmede werd veel gewonnen
en niet veel ging er door verloren. Niet veel - maar
toch iets; iets, wat velen niet zonder groot leedwezen
zagen verdwijnen, al moesten zij toestemmen, dat het
niet anders kon.
Daar stond in de Brugstraat een hoogst belangrijk antiek
gebouw, dat ieders opmerkzaamheid wel tot zich trekken
moest.
‘Een oude cavaille’ mogt het zonder onbillijkheid worden
genoemd, 't Zag er haveloos en vervallen uit.
Aan de kleine ramen ontbraken tallooze ruiten; hier en
daar waren gansche stukken er uit weggevallen; ginds
waren de openingen met ruwe, verwelooze planken
digtgespijkerd.
Sommige pilasters aan den gevel waren scheefgezakt, niet
weinig gebeeldhouwde koppen waren geschonden en
onkenbaar geworden.
't Was een heerlijk huis, om er donkere, geheimzinnige
kamers in te fantaseren, waarin een vrek, of een
menschenhater, of een rampzalige met een duister
verleden en een wroegend geweten, zijn eenzaam leven
sleet, en zoo eenig huis ter wereld, dan had dit regt op
een spook.
Daalde uw oog naar het onderste gedeelte van den gevel,
dan keerdet gij in zooverre tot de werkelijkheid terug,
dat u door een paar meer moderne winkelkasten en een
bord met een' Hollandschen naam en een Fransch opschrift
inlichting werd gegeven omtrent den tegenwoordigen
bewoner en de huidige bestemming van het huis.
Een hoedenfabriekant verkocht er allerlei hoofddeksels,
en sigaren bovendien.
Die onderpui was met het overige niet meer in
overeenstemming; trouwens, dit gedeelte van den gevel
bevatte, voor zoover bekend is, ook vroeger, niet meer
dan een eenvoudige deur en een paar onversierde
vensteropeningen. Maar overigens - hoe fraai van stijl,
hoe rijk aan afwisseling was dit opmerkelijk gewrocht
onzer oude burgerlijke bouwkunst! Wel verdient het eene
plaats in een werk als dit, waarin wij allengs
verdwijnende overblijfsels uit de dagen van weleer
althans door het teekenstift in herinnering willen
helpen houden.
En te meer is het oude huis in de Brugstraat te
Maastricht het waard, omdat het overigens in geen enkele
beschrijving van Maastricht vermeld noch afgebeeld is.
Er schijnt evenwel van zijn geschiedenis niets bekend,
en geen enkele overlevering is er, voorzoover wij
ontdekken konden, aan verbonden.
Wat aanzienlijk edelman of vermogend burger 't uit ruime
beurs heeft gesticht, welke geslachten er huisden, eer
't een pettenwinkel werd, schuilt in het duister. Bij
het afbreken werd, volgens ingewonnen berigten, niets,
opmerkelijks gevonden.
Heeft eens de inwendige betimmering aan de uitwendige
sierlijkheid beantwoord, dan zijn de sporen daarvan
verloren gegaan, en wij hebben dan ook overigens niets
te zeggen van het thans verdwenen huis, dat alleen nog
belangrijk was om zijn' fraaijen voorgevel, waarvan de
uitvoerige en wel gelijkende afbeelding iedere
beschrijving overbodig maakt.
Bron:
Wandelingen door Nederland met pen en potlood. Deel 3
Eerste druk: 1878 Jacobus Craandijk; Doopsgezind
predikant in Rotterdam. |
De Maastrichter Brugstraat was een
levendige straat met veel bedrijvigheid. Waarschijnlijk
waren er diverse 'leuben' gevestigd, onder andere in
het Steynenhuys (Stenen Huis, met
zeer fraaie renaissancegevel). In Maastricht bestonden
geen gilden maar ambachten. De 23 Maastrichtse ambachten
hadden ook geen gildehuizen, maar leuben (meestal een
soort voorkamer of loggia in een gewoon huis). Met een
maximale breedte van 6 meter was de straat te smal voor
al het verkeer dat erdoorheen moest. Voor de rijweg was
slechts 2m68 beschikbaar, ondanks het feit dat in 1559
was vastgesteld dat de uitstalkasten van de winkels niet
meer dan 30 cm mochten uitsteken en de luifels niet meer
dan 70 cm. In het midden van de straat was een breder
stuk, waar twee wagens konden passeren. Rond 1733 werd
een rooilijncorrectie toegepast, maar dit bleek niet
voldoende.
Al vanaf 1825 bestonden er plannen om
de Grote Staat een betere aansluiting te geven op de
Sint-Servaasbrug. Aanvankelijk werd gedacht aan een
nieuwe straat die aansloot op de Jodenstraat, ook al zou
daartoe onder meer het middeleeuwse Dinghuis gesloopt
moeten worden. Het plan ketste af en in plaats daarvan
besloot men in 1864 de Maastrichter Brugstraat te
verbreden. Pas na toepassing van de Onteigeningswet kwam
er schot in de zaak. In 1874 werd het eerste huis op de
hoek van de Kleine Stokstraat afgebroken. In 1878 was de
gehele zuidwand afgebroken, inclusief het monumentale
Stenen Huis. Enkele jaren later was de straatwand alweer
gedicht. Tussen 1847 en 1850 werd het Kanaal
Maastricht-Luik aangelegd, waarvoor de huizenblokken
tussen de Maas en de parallel daaraan lopende Bokstraat
werden gesloopt. Vanaf de Maastrichter Brugstraat moest
men nu eerst de kanaalbrug over om op de Maasbrug te
komen.
Stenen uit het vroegere ‘Huis der edelen’ (ook bekend
als ‘Gildehuis’, maar in feite alle twee een onjuiste
benaming) in de Maastrichter Brugstraat, met de hele
huizenrij afgebroken in 1888 bij de verbreding van de
straat. Door de aanwezigheid van het wapen van Cornelis
van Bergen, prins-bisschop van Luik, zijn het huis én de
stenen te dateren tussen 1538 en 1544.
Het oudste en meest karakteristieke huis, dat uit de
jaren omstreeks 1550 dateerde, was het z.g. gildehuis in
de Brugstraat, dat in 1877 afgebroken is, doch waarvan
bewaard gebleven afbeeldingen nog een duidelijke
voorstelling geven.
De indeeling van den gevel is representatief voor het
type der Zuid-Limburgsche woonhuisgevels van de hooge
Renaissance evenzeer als de vensteromlijstingen het zijn
voor een bepaald type van den Maastrichtschen
woonhuisgevel.
De boven- en onderdorpels waren nl. gevormd door over de
volle gevelbreedte doorgetrokken banden.
Fransche invloeden waren ook duidelijk aanwijsbaar,
zooals blijkt uit de toepassing van heterogene
siermotieven: driehoekige naast segmentvormige en
ingezwenkte frontons, verder medaillons met
gebeeldhouwde kopjes enz.
De laatste gebruiker van het Huis Der Edelen was voor
zover bekend een hoeden- en pettenfabriek tot 1877, deze
is verhuisd naar Muntstraat 33, waar de zaak nadien is
overgenomen door Jean Laurent van Noorden. Inmiddels
deed die ook in uniformen, vaandels en (deels)
sportartikelen. Die heeft de zaak rond 1942 verkocht aan
ene Hooghuis (niet zeker van de spelling, een
Rotterdammer).
Naor Bove
|