|
De Meule aon de Vief Köp (De molen aan de Vijf Koppen) |
De Meule aon de Vief Köp:
De Sulsmolen, molen aan de Vijf Koppen en Begijnenmolen: Deze molen had gedurende zijn geschiedenis vele namen en vele verschillende taken. Hij begon zijn leven als Sulsmolen, een volmolen gelegen aan de Sulsruwe, de voorloper van de Begijnenstraat. De eerste vermelding is van 1369 en dat hier onder de muur opeens wel een molen toegestaan was had alles te maken met een hele rits geestelijke en wereldlijke eigendommen onder de muur. Dat was om te beginnen de Sint Andrieskerk, die in de 15e eeuw al weer verdween. Dan de Aldenhof, een begijnenhof dat Catharina Bongert in 1251 (toen buiten de muur) gesticht had. De stad Maastricht dwong hen het huis te ontruimen en in 1265 verhuisden de begijnen naar de Nieuwenhof in het gebied van Sint Pieter beneden de Jeker, waar nu de Tapijnkazerne is. Dan stond er onder de muur nog het begijnenhof Sint Catharinadal, gesticht door Elisabeth de Molendino. Dat hof werd in 1674 in het klooster van de Faliezusters omgezet en van de gebouwen zijn in het park nog resten te vinden. Naast deze stonden er ook profane gebouwen in de Nieuwstad, waaronder molens. Sinds de annexatie van de Nieuwstad en de aarden omwalling van 1478 stond bijvoorbeeld de Sulsmolen binnen de stad. In 1530 werd de Sulsmolen gesloopt en door de stad Maastricht vervangen door een nieuwe volmolen, die in 1533 verpacht werd aan Leonard van Malle en in 1555 aan Janus Plaumen, die hem in dat jaar ook mocht kopen van de stad. In 1581 werd de molen, door het teruglopen van de textielindustrie, omgebouwd tot oliemolen. Dat gebeurt door pachter Caestert. In 1630 bleek de molen dermate vervallen dat een grote reparatie nodig was. De erven Plaumen wilden daar niet aan en verkochten de molen. Dan bleef het stil tot in de Franse tijd, toen de molen openbaar verkocht werd en in 1803 via-via eindelijk in handen van Jean Nijpels kwam. Op 19 oktober 1814 werd de molen met aanhorigheden gerechtelijk verkocht, de molen was toen eigendom van Christianus of Chretien Jean Henry en Anne Gertrude Lohman. Zij hadden de molen van hun ouders geërfd, die op 6 december 1782 door koop in het bezit waren gekomen. De nieuwe eigenaren werden de Gebr. Pieter Willem en Stephan Antoon Lemaire. Zij waren koopman van beroep en in Wijck-Maastricht woonachtig. Ze verhuurden de molen aan Jan Pieter Hubert Hanckar, die hier een lakenfabriek vestigde waarbij de waterkracht tevens voor het vollen werd gebruikt. In 1816 kocht J. Hanckar een helft van de molens en maakte er een lakenfabriek van, tot hij in 1840 de productie verplaatst naar de Weyervolmolen, wat later de Molen van Dolk zou worden. De werking van twee molens in de benedenloop van de zuidelijke tak gaf met enige regelmaat aanleiding tot klachten over en weer. Dat was voor Hanckar aanleiding om een vergunning voor plaatsing van een 4 PK stoommachine te vragen, die op 7 oktober in 1833 verleend werd. De stoomketel had een lengte van 1,80 m, een hoogte van 1,00 m. en een breedte van 0,70 m. |
|
De
papiermolen benedenstrooms vreesde schade door roet en tekende –
tevergeefs – bezwaar aan. Toen Hanckar in 1840 zijn productie
verhuisde werd Lemaire alleen eigenaar van de Vief Köpp. In 1837
verkocht dochter Maurissen van de molenaarsfamilie de molen aan
lakenfabrikant Jan Hanckar, die in datzelfde jaar ook al eigenaar
van de bovenste molen geworden was. Hanckar bezat al een
lakenfabriek en weverij bij de Vijf Koppen De ruimte die hij niet
nodig had verhuurde hij aan Jean Baptiste, die er een
vermicellifabriek vestigde.
Na het overlijden van Pieter Willem Lemaire besloot zijn vrouw in
1847 de goederen, die zij en de kinderen gemeenschappelijk bezaten,
te verdelen.
De Vijf Koppen graan maalde terwijl een paar jaar later bevestigd werd dat de molen nog steeds run maalde. Uit datzelfde rapport weten we dat de molen een eigen maal- en lossluis had, met een precieze omschrijving ervan. Coopman ging in 1869 failliet en de gemeente Maastricht kocht de molen van hem, met dien verstande dat Coopman voorlopig mocht blijven malen. In 1871 bestonden zijn bezittingen daar uit een molen met huis en tuin, een huis aan de overkant (nr. 632), een bergplaats, huis met erf of plaats en een turfdroogplaats In 1875 verloor de molen het tweede rad plus het binnenwerk daarvan en diende de ruimte van die helft als opslag. In 1889 werd de Sulsruwe, intussen Begijnenstraatje genoemd,vanaf de Pieterstraat opnieuw gerooid, om een aansluiting te maken via de nieuwe Poort Waerachtig naar het even nieuwe Villapark. De nieuwe Begijnenstraat werd 10 m breed en ging rakelings langs het gebouw met het lessenaardak, dat dwars tegen de molen staat.Over de Jeker werd een nieuwe stenen brug gelegd. In 1891 werd het waterwerk volkomen vernield door een extreem hoge waterstand van de Jeker en moest vernieuwd worden.
Bij successie in 1896, na het overlijden van Hendrik Coopman, werden zijn echtgenote Sophia Hirsch en consorten voor 4/5 deel eigenaar.Max Coopman, die eveneens looier in Maastricht was, ontving het resterende deel. bij een boedelscheiding tien jaar later werd Max Coopman voor de helft eigenaar en zijn broer Fustage, eveneens looier in Maastricht, kreeg de andere helft van de molen.Hun leerlooierij aan de Grote Looierstraat werd in 1922 verkocht aan de N.V. Wolindustrie, voorheen Jules Regout & Co, gevestigd aan de Kleine Looierstraat. In 1942 werd het wolbedrijf ontbonden en de voormalige looierij werd in 1947 gesloopt. De molen met aanhorigheden werd 1908 door de gemeente Maastricht van de Gebr. Coopman overgenomen. Het maalwerk en de waterwerken zijn kort daarna gesloopt. In dezelfde tijd vond een verbouwing tot woningen plaats. |
|
Van links naar rechts,1899 werkzaamheden aan de kademuur, 1952 en de laatste foto dateert uit 1957. | |
Van links naar rechts foto vanuit het park, overzijde park Begijnenstraat en huidige staat allen 2013 | |
Situatie Begijnenstraat 2013, in dit huis heeft Andre Rieu een tijd zijn jeugd doorgebracht. | |
Bron: Molendatabase , Rijksmonumenten, Theo Bakker, MestreechOnline, Wikipedia, Foto: kleur MestreechterSteerke, Foto ZwartWit: Rijksmonumenten,, Wikimedia. |
|