Ontpoortering

(Ontpoortering in de middeleeuwen)

Een tijdje geleden kwam ik op de site/blog van J.Visser oftewel Jo Vromen, hij is de auteur van het Limburgs jeugdboek "Helletocht naar de grotten". Van beroep was hij een lange tijd docent Engels en directielid aan Mavo/Havo/Vwo scholen te Maastricht. Hij is een fervent sporter en geboeid door de lokale Limburgse geschiedenis. Wat een informatie en verhalen heeft hij gepubliceerd op zijn blog. Likkebaardend ben ik begonnen te lezen en heb ik uiteindelijk gevraagd of ik deze historische verhalen mocht overnemen op het MestreechterSteerke, gelukkig kreeg ik toestemming, om zoals hijzelf al aangeeft het promoten van meer leesplezier voor degenen die interesse hebben in dit soort zaken. Dhr. Visser of Vromen put uit allerlei oude bronnen en heeft hij vaak naspeuringen moeten doen om dingen te vinden. Helaas is de blog inmiddels offline.

 

Ontpoortering in de Middeleeuwen

Wat is ontpoortering: 'Eene poltieque ontneeming van het burgerrecht, waar uit dus volgt, dat een zodanig ontpoorterde van alle voorrechten, die aan de burgerij in ’t gemeen toebehooren, vervallen is. Deeze ontpoortering is zontijds enkel ontpoortering, in welk geval de ontpoorterde wel ingezeten van de stad kan blijven, doch geene burgelijke voorrechten genieten, doch zij gaat gewoonlijk vergezeld met de politieke uitzetting'.

We hebben al gezien dat ontpoortering vrijwel altijd gepaard ging met verbanning. Verbanning zonder ontpoortering was meestal een zaak voor de lagere gerechten. Verbanning betekende dat de gestrafte zijn plaats in de samenleving verloor, en dat hij mogelijk zijn beroep en onderhoud in de stad verloor. Het “abain” zijn, buitengesloten zijn voor lange tijd, had soms grote gevolgen. Zo werden in 1388 de broers Andries en Lambrecht Jouwes vrijgesproken van doodslag op een zekere Meesken, zoon van Eyke de looier. Het delict was binnen St.Pieter gepleegd, en daar had Meesken niet mogen komen tijdens zijn verbanning. Je verloor het poorterschap meestal als je een misdaad beging tegen de gemeenschap. Majesteitsschennis, meineed, een vals getuigenis afleggen, het weigeren van een bevel, iemand beledigen, lasterpraat uitslaan, het konden allemaal redenen zijn om weg te moeten. Dit kon voor eeuwig zijn, maar ook voor tijdelijk. Dan waren er wel voorwaarden aan verbonden. Je moest tonen dat je je verbeterd had. In het Maastrichts strafrecht van de 14e cq 15e eeuw vinden we beschrijvingen die leiden tot verlies van poorterschap/verbanning.

Schaking was een reden om in aanmerking te komen voor het bovenvermeld vonnis. Zo kregen de “ontvoerders” van Sophia Holslo in 1355 van zowel het Luikse als het Brabantse gerecht deze straf. Ook Conync Belmans kreeg deze straf omdat hij Metken Willems einde 1391 tegen haar wil de stad had uitgebracht en mishandeld, ondanks “haer creijten”. In 1416 kreeg de magistraat een klacht binnen wegens schaking. Een poos later kwam hertog Jan van Brabant met een oorkonde waarin hij het bestuur opdracht geeft om in dit geval een zekere Willem van Here en zijn maten niet te vervolgen. Willem werd er nu net van beschuldigd Katrijn van den Wijngaarde ontvoerd te hebben. Zij was de weduwe van Johan van Ghieveren. Zijn moeder en broer dienen de aanklacht in tegen van Here. Willem dient geholpen door zijn broer Arnt van Here, burgemeester van Maastricht een smeekbede in bij de hertog, met als gevolg dat hij niet vervolgd wordt. Machtige vrienden heb je nodig.

Verkrachting was ook reden voor een zware straf. Het geval van een zekere Walter, een bediende van Johan van Tweebergen, valt op. Eind mei 1320 wordt hij voor tien jaar verbannen, omdat hij een jonge dame had verkracht. Hij krijgt ook een verbod om terug te komen naar de stad, totdat zal blijken dat hij betering vertoont. Hieruit blijkt dat dit misdrijf toen nog zoenbaar was. Een halve eeuw later is het vonnis bij dergelijke zaken onherroepelijk. In 1404 wordt Hennen Wijc door de Brabantse schepenen uit de stad verwijderd omdat hij “onreine feiten” had begaan. Wat was er gebeurd? Hennen was al een graaier en vervalser avant la lettre. Hij was zo slim om vervalste papieren te gebruiken om in Brabant tolvrij te kunnen handelen. Zijn kompaan mr.Reyner van Leuwen, was minder gelukkig. Hij werd ter dood gebracht. Zijn andere medebeklaagde Johan van Zittart, werd verminkt door het afhakken van een hand. Doodslag is in deze periode de meest voorkomende reden om het burgerschap te verliezen. Doodslag kwam in alle geledingen voor. Ook de Maastrichtse gegoede kringen ontbreken hier niet. In 1348 wordt Tilmannus de Walhorn schuldig bevonden aan roofmoord, en wordt daarvoor verbannen. Ook zijn helpers, een paar gerechtsboden, ontsnappen niet aan het gerecht. Andere bekende families zoals de Gandavo, Boxbergen, de Libra, en Abeusdael ontlopen deze smet op het blazoen ook niet. Foto hierboven van de St.Pieterspoort, bron Geheugen Den Delpher OF-01129 (foto) Monumentenfotografie. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), afdeling gebouw. Foto Theodoor Weijnen.

Opvallend is de gifmoord die gepleegd wordt op Johannes Grembeyds. In het jaar 1413 staat het gerecht voor de beslissing een vonnis te vellen. Wat was er aan de hand? Uit onderzoek bleek dat zijn vrouw Elisabeth met de hulp van haar vriendje Lambert Schoernken, die daad had begaan. Ze waren daarbij geholpen door een bekende, Lijse van den Raven. Lijse was zo vriendelijk haar huis als ontmoetingsplek aan de twee aan te bieden. Lijse kwam wegens tovenarij op de brandstapel terecht. Na de dood van Johannes slaagde het misdadige duo erin om de vervolging van het gerecht bij schout Cloes Hoen af te kopen. Er is echter iemand die dit niet over zijn kant wil laten gaan. Het gaat om Arnold Clut, die Johannes zijn “natuurlijke broeder” noemde, en hem waarschijnlijk erg na stond. Hij dient een klacht in die voor grote problemen zorgt. Het leek immers of alles na de afkoop vergeten kon worden. Na uitgebreide vergaderingen, besluiten de schepenen dat beide betrokken partijen een borgsom moeten afgeven, en wel binnen veertien dagen. Arnold bezorgt de som geld, maar het duo slaat op de vlucht, want niemand wil voor hen borg staan. Nu is de grond voor ontpoortering duidelijk aanwezig, en de twee zijn dan ook geen burgers meer van de stad.

In december 1391 doodde de toen minderjarige Heynken Potterken een zekere Cloesken Tylmans met een steen. Normaal was iemand voor het gerecht in deze tijd met veertien of vijftien jaar al meerderjarig. In het archiefstuk lezen we dat Heynken niet mondig was, en dat het vonnis bij de schepenen bleef liggen totdat hij mondig voor de wet was, of totdat de rechter de schepenen tot actie zou manen. In 1337 gaven de Brabantse schepenen aan Nicolaus Wiehetssoen opdracht om bij zonsopgang de stad te verlaten. Hij moest naar Avignon in Frankrijk gaan om daar van de paus absolutie te krijgen wegens mishandeling van zijn moeder. Later werd de korte termijn van 24 uur waarbinnen men de stad diende te verlaten, bijgesteld naar 40 dagen. Een heel verschil! Vaak werd het huis van de schout gebruikt om inwoners van bepaalde zaken in kennis te stellen. Zo werd in 1367 vanuit een venster van het huis van de schout omgeroepen dat Tilkinus Andeverse en Philippus Puelken voor een periode van drie jaar de stad uitmoesten, en niet dichterbij mochten komen dan de in de statuten vastgelegde twee mijlgrens. Toen de raad hoorde dat ze te St.Pieter waren, werd hun het pooterschap ontnomen. Een Luikse Maastrichtenaar, Lamberus Sijs, was roekeloos. Hij kwam terug zonder betering gedaan te hebben. Hij werd gegrepen en opgesloten in het gevang. De slimmerd wist echter te ontsnappen, maar verspeelde wel zijn poorterschap.

In de kleine toenmalige stadsamenleving was het moeilijk om anoniem te blijven. De sociale controle was groot, en de stad begon streng te controleren toen het bevolkingsaantal uitbreidde. In het begin werd er gelet op vreemdelingen en landlopers, maar al gauw ontstond er een bepaald stramien in de sociale controle. Men liet omroepen wie uit de stad verwijderd was, en bij het St.Remigiusfeest werd er in het openbaar voorgelezen wie verbanning opgelegd was. Er was nog een reden om verbannen te worden. Als je als inwoner van de stad over de muur klom, had je het zitten. Het deed er niet toe of de poorten open of gesloten waren. Je werd voor onbepaalde tijd verbannen. Er was b.v. een geval van tovenarij. De straf was twee jaar verbanning. Dat viel mee, korte tijd later was er de brandstapel voor dit soort zaken. Er zijn ook vrij onschuldige zaken, die echter onaangenaam konden uitpakken. Zo moest Johan Jaspar van Luytcke in 1413 voor vier jaar uit de stad, omdat hij bij het dobbelen de stenen had verwisseld. Het lokale recht kende ook nog de vrijwillige verbanning. dit kwam voor in het geval men zijn schulden niet kon aflossen. De prijs die men moest betalen voor een uitstel om de schuld af te lossen was een verlies van het poorterschap. Uit de registers blijkt dat veel burgers zijn teruggekomen. Sommigen waren wel tien jaar afwezig geweest. Dat was een lange tijd.

Naor Bove

BRONNEN:

Internet: Blog van dhr J.Visser oftewel Jo Vromen, hij is de auteur van het Limburgs jeugdboek "Helletocht naar de grotten". Geplaatst op 07/30/2014door helletocht. Helaas is de blog inmiddels offline. Boek 'Vaderlandse rechten voor den burger door Dirk Nooten' via Google Books. Foto St.Pieterspoort. fotograaf Theodoor Weijnen bron Geheugen Den Delpher OF-01129 (foto) Monumentenfotografie. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), afdeling gebouw.

Aonvaank