Timmerfabriek, 'Werkplaats en elektrische centrale van
de Sphinx'
Oude
ketelhuis van de Sphinx:
Het oudste bouwdeel van het ensemble dat tegenwoordig
als Timmerfabriek wordt aangeduid, is de paardentramremise van
de Maastrichtse Omnibus Maatschappij uit 1888, die
tussen 1902 en 1904 werd verbouwd en uitgebreid. De
later tot woning verbouwde remise bestaat uit twee
volumes en heeft een decoratieve baksteengevel aan de
Boschstraat. Op de binnenplaats zijn nog bouwresten van
de vroegere stallen aanwezig.
De oorspronkelijke naam van "de timmerfabriek" is "de
zwarte bouw". Regout begon hier met de opslag van kolen
t.b.v. de stoommachines. Een gedeelte is een keer
afgebrand en vernieuwd.
De werkplaatsen van de aardewerkfabriek werden in 1905
gebouwd op de hoek van het bassin en de Boschstraat. Het
bouwwerk bestaat uit een grote rechthoekige hal met twee
verdiepingen, die door dwars geplaatste sheddaken van
licht worden voorzien.
De architect is duidelijk beïnvloed door de opvattingen
van Viollet-le-Duc over
de materiaaleigen toepassing van gietijzer in
monumentale architectuur. In het magazijn is tevens een
voorbeeld te zien van een glaswand - op zich al een
modern fenomeen in 1905 - met een zeer vroege stalen
roedeverbinding, voor zover bekend het enige resterende
voorbeeld in Nederland.
Aan de
buitenzijde ligt een lager bouwblok dat slechts een
enkele bouwlaag omvat. De bakstenen gevels zijn in een
traditionele stijl opgetrokken en gedecoreerd met
lisenen en segmentboogvlakken, waarin op de begane grond
segmentboogvormige vensters zijn geplaatst. Op de
verdieping zijn de segmentbogen blind gebleven. Het
interieur heeft langgerekte vides, die het daglicht tot
op de begane grondverdieping konden brengen. Volgens het
ontwerp was de hoofdentree gedecoreerd met een fronton
en het opschrift - 1834 P.R. 1905 -. In 1910 werd de
elektrische centrale van de Sphinx op de hoek van de
Boschstraat en het bassin in gebruik genomen. het
bouwwerk lag aanvankelijk als een vrijstaand gebouw aan
het Bassin. Het heeft een rechthoekige grondplan en is
gedekt door een zadeldak, waarvan de nok met een
opengewerkte kam versierd is. Het bouwwerk telt drie
verdiepingen. De bakstenen gevels zijn met
siermetselwerk gedecoreerd: in de kopgevel aan de
oostzijde bezit de nok een jaarsteen met het jaartal
1910.
Het
gebouwencomplex dat tegenwoordig wordt aangeduid als
Timmerfabriek staat op een terrein dat tot begin 19e
eeuw bekendstond als Biesenboomgaard. De onbebouwde
boomgaard behoorde tot 1794 aan de naastgelegen Commanderij
Nieuwen Biesen van
de ridders van de Duitse
Orde, vallende onder de balije
Alden Biesen. In 1794, bij de verovering van Maastricht
door de Fransen, werd de commanderij in brand geschoten.
Zoals alle kapittels en kloosters in Maastricht, werd
ook de commanderij Nieuwe Biesen opgeheven en de
eigendommen, waaronder de Biesenboomgaard, verkocht. Van
1822 tot 1826 werden hier de Zuid-Willemsvaart en
de binnenhaven Bassin aangelegd,
waardoor het gebied aantrekkelijk werd voor industriële
activiteiten. Tot 1853 maakte het niet afgegraven deel
van de Biesenboomgaard deel uit van de vestingwerken van
Maastricht. Er stonden onder andere een militair
wachthuis en een affuitenloods.
In 1853 werd het terrein binnen de stadsmuur door het
Departement van Oorlog verkocht aan de ondernemer Petrus
Regout. In 1867 werd de vestingstatus van Maastricht
opgeheven en verwierf Regout ook de aangrenzende
terreinen. Het terrein van de latere Timmerfabriek was
toen nog onbebouwd en functioneerde als bleekveld.
In 1860 verrezen op de voormalige Biesenboomgaard een
tweetal gebouwen. Het westelijke gebouw was ingericht
als stoomzagerij, een voorloper van de latere
Timmerfabriek. Het andere gebouw was waarschijnlijk een magazijn.
In
1865 publiceerde Petrus Regout een boek waarin hij trots
zijn industriële imperium toonde. Op een tekening is te
zien dat toen de gehele noordwest hoek van de stad was
volgebouwd, inclusief het bleekveld. De kade direct aan
het Bassin ligt vol met goederen, klaar voor
verscheping. In 1896 kocht de firma Regout de remise voor
de paardentrams van
de Maastrichtse Omnibus Maatschappij aan de Boschstraat.
Twee jaar later werd, met gemeentelijke toestemming,
onder de Boschstraat een tunnel en een korte spoorlijn
aangelegd. De tunnel was bedoeld voor goederentransport
tussen de Sphinx-fabrieken en de aan de overkant van de
straat gelegen magazijnen. Over deze tunnel ontstonden
in de loop der tijd allerlei verhalen. Zo zou de tunnel
gebruikt zijn door de Regouts om controles op
kinderarbeid te ontduiken. Op een ongedateerde prent,
waarschijnlijk gebruikt voor een fabrieksbrochure die
tussen 1905 en 1910 is verschenen, is te zien dat de op
de hoek van de Boschstraat gelegen zagerij is vervangen
door een gebouwencomplex dat nog steeds bestaat: de
magazijnen annex toonzaal. Op de prent is ook te zien
dat het meer naar het oosten gelegen pakhuis, op de hoek
van het Bassin en de Zuid-Willemsvaart, toen nog
bestond. De rond 1905 gebouwde magazijnen werden
waarschijnlijk alleen voor de glasafdeling van de Sphinx
gebruikt De
klassiek ingerichte toonzaal werd gebruikt om het in de
eigen fabrieken geproduceerde glas, kristal en aardewerk
tentoon te stellen. Toen in 1950 aan de overkant van de
Boschstraat de nieuwe showroom gereed kwam, raakte de
enigszins excentriek gelegen toonzaal van de
Timmerfabriek in onbruik.In 1910 werd het oude pakhuis
gesloopt en werd op deze plek een elektriciteitscentrale
met ketelhuis gebouwd. Hier werden twee stoommachines
geplaatst die de voor de fabriek benodigde gelijkstroom opwekten.
In
de centrale stonden oorspronkelijk twee (tandem-compound)
stoommachines die door de fabriek van Van den Kerckhove
te Gent waren vervaardigd.
Een jaar later werd ook de ruimte tussen de
elektriciteitscentrale en de toonzaal bebouwd.
De ketelhuizen uit 1910 en 1933 (het laatste iets hoger)
zijn functionele gebouwen van
baksteen. De ijzeren dakconstructies zullen bij de
restauratie/herbouw worden behouden.
Het naastgelegen Hennebiquegebouw uit 1911 is wellicht
het oudste betonnen gebouw in Maastricht, één jaar ouder
dan de Wiebengahal en
de Cokesfabriek.
Het is een vroeg voorbeeld van toepassing van het
Hennebiquesysteem, waarbij de grenzen van de
constructiemethode werden opgezocht (zeer ranke kolommen
en geen verbreding waar
kolom en balk elkaar ontmoeten). De constructie is op
een ranke manier uitgevoerd en op een onversierde manier
aan de gevel zichtbaar gebleven. Het gebouw zit
enigszins ingeklemd tussen de toonzaal en de
elektriciteitscentrale, waardoor het in feite alleen een
voor- en achtergevel en een dak behoefde.
Hier verrees een betonnen gebouw ontworpen volgens het Hennebiquesysteem een ontwerp van de firma Stulemeyer
uit Breda.
De elektriciteitscentrale was oorspronkelijk een
vrijstaand gebouw op de hoek van het Bassin en de
Zuid-Willemsvaart. Het uit 1910 daterende gebouw in
traditionele stijl telt drie verdiepingen en heeft een zadeldak,
waarvan de nok versierd is met een opengewerkte,
gietijzeren kam. De inmiddels witgeschilderde bakstenen
gevels zijn versierd met siermetselwerk.
In
de oorspronkelijke herontwikkelingsplannen voor de
Timmerfabriek zou het gebouw verdwijnen, maar vanwege de
architectonisch waardevolle elementen zal het worden
behouden.
Het
gebouw huisde de kistenmakerij, een bescheiden
timmerfabriekje, waar de kisten werden gemaakt om het
glas- en aardewerk in te verschepen. Het gebouw werd pas
veel later de naamgever van het gehele ensemble van Sphinxgebouwen ten oosten van de Boschstraat. Op de
binnenplaats van de Timmerfabriek werden tussen 1924 en
1927 nog een viertal loodsen opgericht. De
elektriciteitscentrale werd in 1933 uitgebreid met een
tweede ketelhuis. In 2006 verliet Koninklijke Sphinx het
pand. De Timmerfabriek stond toen al geruime tijd
grotendeels leeg. In 2008 vond een cascorestauratie van
de magazijnen en de toonzaal plaats, in afwachting van
een definitieve bestemming.
Bezuinigingen vanuit het rijk hebben de
ontwikkelingsplannen voor de Timmerfabriek vertraagd,
maar niet doen staken. Volgens de plannenmakers kan het
nieuwe cultuurcluster de herontwikkeling van het
voormalige industriegebied in het noordwesten van
Maastricht een stimulans geven.
Het eerste, grote evenement in de Timmerfabriek was in
mei 2009 de KunstTour.
De eerste twee edities van het mode-evenement Fashionclash vonden
in juni 2009 en 2010 eveneens plaats in de
Timmerfabriek. Van juni 2011 tot maart 2012 vond hier de
expositie Out
of Storage plaats.
In april 2014 en 2015 werd de affordable
art fair in
de Timmerfabriek gehouden.
Sinds 14 oktober 2016 heeft filmhuis Lumière het geheel
gerestaureerde pand betrokken.
Met zes zalen en een sfeervol restaurant café is Lumière
Cinema dé plek voor de bijzondere film in Maastricht.
Filmliefhebbers kunnen dagelijks terecht voor arthouse
films, wereldcinema, documentaires en klassiekers, goed
voor gemiddeld 300 titels en 5000 voorstellingen per
jaar.
|