Het Veemgebouw
de historie:
Achter de middeleeuwse Boschpoort en binnen de
vestingwerken rond Maastricht aan de noordelijke zijde
lag het middeleeuwse klooster van de Duitse orde bekend
als ‘de Nieuwe Biesen’. Op de plaats van de voormalige
boomgaard van dit klooster werd tussen 1824 en 1826 een
binnenhaven gerealiseerd: het Bassin.
Het Veemgebouw
Het zogeheten ‘Pakhuis van het Maastrichtse Veem’
werd gebouwd in 1860 als een industriële graanmolen "De
Maasmolen". De goederenoverslag aan het Bassin werd
steeds belangrijker na de opening van het kanaal van
Luik naar Maastricht in 1850. De bouw van het Veemgebouw
paste in de aanleg van de stenen kademuren vanaf ca
1857. Ook die stenen kadewanden versterkten de
economische betekenis van het Bassin. Het pakhuis van
het ‘Maastrichtse Veem’ werd gebouwd in een typisch
negentiende-eeuwse bouwstijl: neo-romaans. In 1918 werd
in dit gebouw het "Maastrichtsche Veem"opgericht
door enkele fabrikanten.
Het
Pakhuis heeft vijf bouwlagen, plus souterrain- en
zolderverdieping en staat op een rechthoekige
plattegrond. Het geheel wordt gedekt door een tussen
kopgevels verzonken zadeldak. Grijze oud-Hollands
vernieuwde pannen, nokschoorstenen. Vier dakkapellen en
een centraal geplaatst hijsluik op elk dakvlak. Het
Veemgebouw heeft aan de Bassinzijde een symmetrische
lijstgevel met een verticale geleding. De vijf
vensterreeksen worden gescheiden door zes lisenen waarin
de balkankers zijn aangebracht. De lisenen lopen uit in
grote boogvelden. Bakstenen optrek gemetseld in
kruisverband. In de eerste bouwlaag een hardstenen
plint, hardstenen venster- en deuromlijstingen en
gevelstenen met het opschrift "GebrS" en "1860". In de
overige bouwlagen hardstenen dorpels, hardstenen
middenzuiltjes en hardstenen aanzetstenen in de
boogvelden. Rechthoekige stalen vensters en deuren in de
eerste bouwlaag. Gekoppelde stalen rondboogvensters met
kleine roedeverdeling, gevat in segmentboogvormige
lijsten met strek in de overige bouwlagen. Op de
zolderverdieping halfronde stalen vensters met
roedeverdeling in stralenkransvorm. In de as onder de
hijsinstallatie bevinden zich vanaf de tweede bouwlaag
segmentboogvormige dubbele stalen luiken. De achtergevel
heeft dezelfde indeling als de voorgevel, maar ontbeert
de profilering door lisenen en boogvelden. In deze
vlakke achtergevel zijn uitsluitend rondboogvormige
stalen venster- en deurkozijnen met een karakteristieke
roedeverdeling aangebracht. Waardering Het Maastrichtse
Veemgebouw is als industriëel-archeologisch object en
als specimen van vroeg-industriële hoogbouw van grote
cultuur- en architectuurhistorische waarde. De
situationele waarden van het Veemgebouw zijn zeer groot
vanwege de ligging in een in de loop van de negentiende
eeuw tot ontwikkeling gekomen industriegebied, dat
bovendien tot het beschermd stadsgezicht Maastricht
behoort. Het gebouw is door de situering verbonden met
de ontwikkeling van Maastricht en van groot belang voor
het
aanzien
van de stad. Het exterieur van het pand verkeert in gave
toestand en is van groot belang voor de structurele en
visuele gaafheid van de stedelijke omgeving. Bovendien
beschikt het Maastrichtse Veemgebouw over bovenregionale
cultuurhistorische zeldzaamheidswaarden.
Het
Veemgebouw kreeg een nieuwe bestemming als
appartementengebouw bestemd voor studentenhuisvesting.
Het Maastrichtse Veem werd opgericht in 1918 met als
doel: het opslaan, verzenden en afleveren van goederen,
die per spoor of per boot werden aangeleverd. In 1980
was men reeds begonnen aan de afbraak van het
Veemgebouw. Vanuit de Maastrichtse burgerij groeide
daartegen verzet. Men besloot alles achter de gevel af
te breken en te vervangen door nieuwbouw; de gevel is
behouden gebleven. De
verbouwing tot appartementencomplex werd uitgevoerd door
de Woningvereniging St.Mathias. Het interieur is
volledig aan de nieuwe bestemming aangepast.
Naor Bove |
In “Algemeene
handelskennis’ vinden wij onder “Veem” oa het volgende:
‘Waar
langzamerhand in de grootste koopsteden de waarden van
den grond’ - in de oude stad waar oorspronkelijk de
handelshuizen met hun opslagplaatsen gevestigd waren-
enorm steeg, en die opslagplaatsen of pakhuizen voor de
steeds grooter wordende goederen-voorraden te klein
werden, bouwde men de groote pakhuizen buiten de stad,
dicht bij havens en dokken. Het is gemakkelijk te
begrijpen, dat daardoor het toezicht van uit de in de
binnenstad gevestigde kantoren moeilijk, zooniet
onvoldoende werd, en zoo ontwikkelde zich een bedrijf
van lieden, die zich tegen betaling belastten met het
verwerken van koopmansgoederen en met den opslag
daarvan. Deze beëdigde werkers voor den handel
vereenigden zich tot Veemen, gilden of vereenigingen,
die zich oorspronkelijk van elkaar onderscheidden door
de kleur hunner hoofddeksels. Zoo had ment het: Blauw,
groen, purperhoedenveem, doch ook Vrieseveem,
Wateraschveem, enz.
Deze Veemen zijn
niet alleen blijven bestaan, doch hun werkzaamheden
hebben zich voortdurend uitgebreid, zoodat zij thans pakhuizen
bezitten, die men zonder overdrijving pakpaleizen zou
kunnen noemen, met electrische verlichting, hydraulische
beweegkracht, koelkelders, enz. enz.
Ook Maastricht
miste een dergelijke opslagplaats en het heeft heeren
oprichters niet aan durf ontbroken, toen op 1 augustus
1918 de akte werd gepasseerd van oprichting der
Naamlooze Vennootschap ‘Het Maastrichtsche Veem’.
Spoedig werd besloten tot aankoop van de ‘maasmolen’,
een gebouw dat echter in geen enkel opzicht voldeed aan
de eischen aan een Veembouw te stellen. Na verbouwing
verrees al spoedig het uit 7 verdiepingen bestaande
pand, dat, opgetrokken in gewapend beton, voorzien van
electrische verlichting, beweegkracht, ruime kelders,
enz. en gelegen in de nabijheid van spoor en water, de
grootste en best ingerichte opslagplaats te deze stede
mag genoemd worden. Waar 4 kelders gelegenheid bieden
voor opslag van wijn, enz. wordt het bovengrondsche
gedeelte benut voor het opslaan van diverse goederen als
suiker, tabak, koffie, meel hout, enz.enz. De
oppervlakte van iedere verdieping bedraagt 275 M2 met
een nuttig draagvermogen van 1000 à 1200 KG/M2.
Tot de
werkzaamheden, meer speciaal genoemd in art.2 der
statuten der Vennootschap, behooren opslag, bewaaren,
afleveren, wegen, meten, verzenden en tevens het laden,
lossen en overslaan van goederen, welke per spoor, boot
of schip worden vervoerd. Mede door het aanvaarden van
agentschappen der bootdiensten op Amsterdam, Rotterdam,
Tilburg, Antwerpen enz. verkreeg de afdeeling
‘Expeditie’ een zeer grooten omvang, en stelt het bezit
van een uitgebreid wagenpark haar in staat, het
transport van elke hoeveelheid en soort goederen, zoowel
in als voor buiten de stad, uit te voeren
|