Maastricht, Verlaten van de soldaten.

(Einde garnizoensstad)

Maastricht, verlaten van de soldaten;

 Vrijthof, maart 1913. Vaandeloverdracht aan het 13de regiment infanterie voor de Hoofdwacht op het Vrijthof. Het stadsbestuur had drie jaar eerder - tevergeefs - geprobeerd het gebouw terug te krijgen van het Rijk. 'Dit gebouw, dat een getuigenis is van verregaande wansmaak behoort zo snel mogelijk te verdwijnen om niet langer én het Vrijthof én de achtergelegen monumentale kerkgebouwen  te ontsieren', vond Victor de Stuers, de Maastrichtse grondlegger van de moderne monumentenzorg.

Nadat Maastricht zijn vestingstatus in 1867 had verloren, wilde het stadsbestuur de vestingwerken in handen krijgen voor de uitbreiding van de stad, zowel voor woning bouw als industrie. Maastricht wilde zo snel mogelijk af van zijn militair verleden, leek het soms wel. De uitgeleefde militaire barakken, voorzover niet omgebouwd tot arbeiderswoningen, waren het stadsbestuur net zo'n doorn in het oog als De Stuers de Hoofdwacht. Maastricht en zijn garnizoenen, dat was vanaf de zestiende eeuw een soort haat-liefdeverhouding. Het garnizoen werd getolereerd als beschermer en inkomstenverschaffer, maar met al die vreemde snoeshanen (Hollandse protestants officieren en soldaten uit Mecklenburg Zwitserland, Hessen of de Palts) hadden de Maastrichtenaren au fond (inb principe) niet zoveel op.Wekelijks was er op het Vrijthof een grote parade. Naarmate het garnizoen kleiner werd, verdween deze traditie om plaats te maken voor parades op vooral verjaardagen van leden van het Koninklijk Huis.

Foto links vaandel van het 13e Regiment Infanterie met in het centrum de gekroonde W, Beeldbank RHCL fotocollectie GAM nr. 31616

In de Limburger Koerier van 19 juni 1897 is te lezen dat de nachtwachten van Maastricht hun sabel tegen een wapenstok hebben ingewisseld, die is voortaan hun verdedigingsmiddel.

   

Rond 1900 werd het stadsbeeld meer gedomineerd door de schoorstenen van de fabrieken, dan door de vestingwerken. De industrie had de rol van het garnizoen als grootste werkgever overgenomen. De Hoofdwacht op het Vrijthof was anno 1900 nog altijd de centrale wachtpost. De patrouilles van de militaire politie moesten daar rapporteren. Als militaire bonje maakten, rukten een sergeant, twee korporaals en tien manschappen vanuit de Hoofdwacht uit om de herrieschoppers tot de orde te roepen. Zoals op 23 en 24 juni 1889 toen miliciens (militieleden) in de Bonnefantenkazerne stampij maakten. Militairen die over de schreef waren gegaan, werden voor straf op een ongemakkelijk, vlijmscherp zittend houten paard voor de Hoofdwacht 'te kakken gezet'. Tegenover de Bonnefantenkazerne lag café 'In de goede vrouw'. Een toepasselijke naam voor een kroeg tegenover een kazerne. Op het schild van het cafë stond een gedicht.

'Ik woon hier in het groen

Wat kan ik beter wensen

Dan de zegen van God

En de nering van brave mensen'

 

Toen de soldaten dan de Bonnefantenkazerne op manoeuvre moesten in 'Holland', werd de tekst 's nachts veranderd, schrijft Fons Olterdissen in een van zijn verhalen.

 

'Ik woon hier in het groen

Ik heb niets meer te doen

Want ik word verlaten

Van God en de soldaten'.

 

Een andere observator van het dagelijkse leven in Maastricht, de fotograaf Alexander Simays, meldt dat de zwempartijen van naakte soldaten in de Jeker vooral de aandacht trokken van het Maastrichtse Vrouwvolk. En voornamelijk van de dames uit de Heksenhoek die niets van het spektakel wilde missen. Foto rechts Zwemmende soldaten in Jeker Beeldbank RHCL fotocollectie GAM nr 5136

     

Oefenen deden de militairen vooral in het najaar. Op de Sint Pietersberg en in de Kómpe (een deel van de oude vestingwerken) werd gemanoeuvreerd en geschoten. Soms kon je, zo schrijft Olterdissen, geen hand meer voor ogen zien. De najaarsmanoeuvres trokken altijd veel jongeren, die de soldatentot aan Bemelen en Margraten volgde om 's avonds "stief van de stöb eb sjeel van d'n honger" thuis te komen. Wie op de manoeuvres ook nooit ontbrak was de wasvrouw. Gewapend met broodjes, bier en jenever trok de moderne markententster mee het veld in. Soldaten poften bij haar. Op tractementsdag ging ze de manschappen af om het geld te beuren.

Rond 1900 waren er nog wel kazernes in Maastricht, maar die waren uitgeleegd en versleten. In 1917 kreeg het 13de regiment infanterie de beschikking over het gloednieuwe Tapijnkazerne, genoemd naar de commandant van het garnizoen Maastricht ten tijde van het beleg door Parma in 1579. De eerste Wereldoorlog was drie jaar daarvoor uitgebroeken. Het 48ste landweer infanteriebataljon moest Maastricht verdedigen. De soldaten hoefde niet in actie te komen omdat Nederland neutraal bleef. Maastricht kreeg duizenden Belgische vluchtelingen te verwerken. De sympathie van de Maastrichtenaren lag bij de zuiderburen. De Pruuse, dat ware Hunnen die in België onschuldige burgers afslachtten. De afkeer van de Duitsers was zo groot dat gevluchte Belgische lansiers, wier uniformen nogal leken op die van Duitse Ulanen, in Maastricht soms spitsroeden moesten lopen.

Foto's hierboven gevonden op de website van legerplaats.nl Manoeuvres 1901 in de Kommen.

Naor Bove

 Bron:  Boek Maastricht Anno 1900 door Vikkie Bartholomeus en Caspar Cillekens uitgebracht door dagblad De Limburger blz 23. Limburger Koerier van 19 juni 1897 Foto: Zwemmende soldaten Beeldbank RHCL fotocollectie GAM nr 5136, vaandel van het 13e Regiment Infanterie met in het centrum de gekroonde W, Beeldbank RHCL fotocollectie GAM nr. 3161, manoeuvres Kompen van website legerplaats.nl

eine terök