WIST
JE DAT....
… Maastricht in 1785 voor 9,5 miljoen gulden werd “verkocht”, 2,5
miljoen gulden onder de vraagprijs ?
Nadat stadhouder Frederik Hendrik (1584-1647), prins van Oranje
(bijgenaamd de “Stedendwinger”), namens de Staten-Generaal van de
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in 1632 Maastricht had
veroverd, ontstond er in de Republiek een stroming om Maastricht te
ruilen tegen iets anders. Onderhandelingen vonden plaats met Spanje
(1632-1636), Frankrijk (1634, 1636, 1646), Keulen/Luik (1670) en
wederom met Spanje (1672).
In 1673 sloten de Republiek en Spanje (waar op dat moment de
12-jarige Karel II op de troon zat, de laatste Spaanse koning uit de
Habsburgse dynastie) een verdrag tijdens de ‘Guerre de Hollande’
(Hollandse Oorlog, 1672-1679). De Hollandse Oorlog was begonnen toen
Frankrijk (waar op dat moment Lodewijk XIV, ‘de Zonnekoning’, de
scepter zwaaide) de Republiek binnenviel wegens het streven van
Frankrijk naar natuurlijke grenzen. In het bewuste verdrag waren
Spanje en de Republiek overeengekomen dat, indien Spanje de
Republiek hulp bood tijdens de Hollandse Oorlog, Spanje als
vergoeding de stad Maastricht zou ontvangen. Spanje bood hulp, maar
de Republiek zou zich uiteindelijk niet aan de gemaakte afspraken
houden.
Na een beleg van slechts dertien dagen gaf de vesting Maastricht
zich op 1 juli 1673 over aan Frankrijk, waarna een Franse bezetting
van vijf jaar zou beginnen. Bij het Verdrag van Nijmegen (augustus
1678) droeg Frankrijk Maastricht weer over aan de Republiek. In de
tussentijd was in de Republiek het besef ontstaan dat Maastricht van
groot strategisch belang was voor de Republiek. Dit was dan ook de
reden dat de Rebubliek weigerde om Maastricht af te staan aan
Spanje, ondanks de gemaakte afspraken in 1673.
Op 1 november 1700 blies de Spaanse koning Karel II in Madrid zijn
laatste adem uit, slechts 38 jaar oud. Karel, die als bijnaam “de
Behekste” kreeg, was zowel geestelijk als lichamelijk gehandicapt.
Zijn kinderloze overlijden werd de aanleiding tot de Spaanse
Successieoorlog (1701-1714). De aanspraken van de Spaanse
Habsburgers op Maastricht zouden uiteindelijk overgaan op de
Oostenrijkse tak van de Habsburgers.
In 1784 ontstonden spanningen tussen de Republiek en Oostenrijk,
spanningen die resulteerden in de zogenaamde ‘Keteloorlog’, een
spotnaam van een kort treffen tussen troepen van de Republiek en
Oostenrijk op 8 oktober 1784. Dit treffen kreeg de naam Keteloorlog
omdat het enige schot dat in dit treffen werd gelost een soepketel
raakte. Aansluitende onderhandelingen resulteerden uiteindelijk in
het Verdrag van Fontainebleau (1785). Keizer Jozef II (1741-1790)
claimde de oude rechten van de Habsburgers op Maastricht, en eiste
de stad op. In ruil voor betaling van een bedrag van 12 miljoen
gulden was hij bereid om definitief afstand te doen van zijn rechten
ten gunste van de Republiek. Uiteindelijk kwamen beide partijen uit
op een bedrag van 9,5 miljoen gulden: Maastricht zou definitief in
handen blijven van de Republiek, en Oostenrijk was 9,5 miljoen
gulden rijker.
Op de afbeelding keizer Jozef II (rechts) met links zijn broer,
aartshertog Leopold (1747-1792), de latere keizer Leopold II. Jozef
en Leopold waren oudere broers van Marie-Antoinette, de echtgenote
van Lodewijk XVI van Frankrijk, die in 1793, evenals haar
echtgenoot, haar hoofd zou verliezen onder de guillotine. |