Greetsje Blankers

(De grottenvrouw van St.Pieter)

 

Beste lezer, dit verhaal is overgenomen uit de Panorama van 1941 – dit verklaart de schrijf en vertelstijl, die kenmerkend was voor die tijd.

Aan den westelijke Maasoever, ten zuiden van de Limburgse hoofdstad, rijst de indrukwekkende Sint-Pietersberg op. die in ‘t geheele land bekend is. Het uiterlijk van den omvangrijken berg zier er vriendelijk genoeg uit, met het kleurige bouwland, de boomen en aardige huisjes, die soms sprankelen van zonnelicht. Welk een tegenstelling vormt dit uiterlijk met het innerlijk van den Sint Pieter!

Aan dr. Blink danken wij een pakkende beschrijving van het interieur, die hij gaf in zijn “Wandelingen door oud en nieuw Nederland”: “Op korten afstand van ‘Slavante’ ligt de toegang tot de onderaardsche gangen van den Sint-Pietersberg, gevormd door een arcade van geel-lichtende tufsteen. Sedert eeuwen heeft men hier langs onderaardsche groeven bouwsteen uit den bodem gehaald en aldus werd de berg met een kruisnet van meer dan 16.000 gangen en dwarsgangen in alle richtingen doorsneden! Bij den ingang van de geopende poort leest men in zwarte letters het volgende rijm:

 

“Treed, vorst der schepping, treed het hart der aarde binnen. En buk gedwee de kruin, uit eerbied voor deez’ tinnen. Ternauwernood verlicht Door het flikk’ren der flambouw….”

Het geheel van den berg is somber en eentonig, al vindt men er ook aardige bijzonderheden en aangebrachte tekeningen, waarbij de gids gaarne verwijlt. Daar wijst hij op handtekeningen van beroemde bezoekers als Napoleon, Walter Scott, Rossini. Elders vermelden geschriften geschiedkundige herinneringen aan deze gangen; hoe Plinius, de Romeinse natuurkundige, reeds melding maakte van het gebruik der hier aanwezige steensoort. In de nabijheid van den “Drup werd het portret aan den wand geteekend, door den heer Van Vliet, van den apotheker Bosquet, die veel wetenschappelijke onderzoekingen betreffende den berg deed. Wie een beetje van sensatie en griezelen houdt, kan heerlijk in den St. Pietersberg dwalen en er interessante dingen ontmoeten. Wijzen we bijvoorbeeld op de in mergel uitgehouwen beeltenissen van voorwereldlijke diere, op de uitgebreide champignon-kwekerijen en op de vleermuizen die er overwinteren. Thans maken we van een andere bijzonderheid gewag: De laatste grotbewoonster! Vroeger groeven de menschen een gat in de mergel en richtten zich een primitieve woning in. Vele van deze grotwoningen zijn thans verdwenen of dienen als bergplaats.

Éen ervan is echter nog intact gebleven en wordt bewoond door de weduwe Blanckers. Ze heeft den hoogen leeftijd bereikt van 92 jaar. Van haar negende jaar woont zij in de grot, die ze meer dan tachtig ‘lentes’ trouw bleef. De laatste jaren is zij bedlegerig, wegens een ongemak aan een harer benen. Verder is ze kerngezond en zéér levenslustig. Ze kan haar praatje nog goed maken en houdt van bezoek, dat ze dikwijls ontvangt. Héél haar arbeidzaam leven heeft ze ijverig boerenwerk verricht en tuinieren kon ze ook als de beste! Nu ligt ze rustig in haar bed en slaat het leven in haar omgeving met belangstelling gade. Een vrouw helpt met de bezigheden en houdt haar gezelschap. Haar woning, die ze eenvoudig, doch zoo knus mogelijk heeft ingericht, bestaat uit een lange gang in de rots, waarvan het voorste gedeelte als huiskamer dienst doet, terwijl het achterste deel als bergplaats wordt gebruikt. De twee gedeelten zijn, op eenvoudige wijze door kasten gescheiden. In een nis, aan een der zijwanden, is een kachel gemetseld, die de ruimte verwarmt en waarop tevens een potje kan worden gekookt. De grotwoning werd afgesloten met mergelblokken, waarin een deur en raam zijn uitgespaard. De begroeiing op den berg levert voorts een aardige omgeving op.

Greetje Blanckers voelt zich hier uitstekend op haar gemak en zou niet gaarne willen verhuizen. De grotwoning heeft jarenlang open gelegen en pas in 2009 heeft men deze afgesloten.

Naor Bove

Greetsje, de laatste grottenvrouw.   

Het was sober maar idyllisch. Geen gas-water-stroom, maar kaarslicht bij een koperen ketel boven open vuur. Een pot voor drinkwater, regenton voor de was. Nauwelijks daglicht spinnenwebben, vocht. Waarom blijft ze toch in dat look zitten, vroeg men zich af. Maar Greetje Blanckers genoot van de vrijheid en eenvoud, het adembenemende landschap rond haar grot. “Ik woon hier op de heerlijkheid Sint Pieter. Kijk maar eens naar buiten”!

Greetsje Blanckers, de laatste grotbewoonster van Nederland. “Sjus ’n heks” werd er gefluisterd. “Maar ze was heel vriendelijk. Iedereen kon binnenkomen. Ze had elke dag bezoek”. Voor Robbie Janmaat (60) was Greet een soort tweede moeder. Hij bracht zijn jeugd bij haar door; zijn ouders hadden het druk met bloemenzaak ’t Duifje en vonden het beter dat Greetje voor haar achterneefje zorgde. Hij had een fantastische tijd in haar niemandsland; dolen over de velden, pionieren in de grotten. De grotwoning langs een bosrand in de natuur achter de kerk van St.Pieter-Boven was 18 meter lang, bijna vier meter breed. Keuken, woonkamer en badkamer in één; het bed achter grote kasten die dwars in de grot stonden. Greetje werd er in 1887 geboren. De grotwoning was ooit gebouwd in opdracht van haar grootouders, die in hun huis aan de overkant van de Maas een aantal malen waren overvallen door hoogwater. Hoog op de berg zouden ze het altijd droog houden. De woning werd –illegaal-  uitgekapt. Voor de grot werd een wit huisje gebouwd, waar konijnen werden gefokt. Na overleg met de grondeigenaar, de sjieke Brusselse familie Crets-Straetmans, werd jaarlijks 36 gulden pacht betaald. Elk jaar vlak voor Kerstmis reed een limousine met chauffeur voor, en kwam de gravin hoogstpersoonlijk de pacht voor de grotwoning innen. 

Greetje woonde er met haar hond Loekie en een stuk of zeven katten. Ze verbouwde groente, die ze in oude ENCI zakken verkocht of tegen andere waren ruilde in Sint Pieter. Ze was flamboyant, nogal grof in de mond, voor niemand bang. Robbie Janmaat grinnikt. Hij spreekt vol warmte over zijn ‘stiefmoeder’, “ze had schijt aan alles”. vlogen tijdens de Tweede Wereldoorlog bommenwerpers over, dan bleef Greetje in alle rust op het land werken. “Dat kin toch gein koed”.  Ze was een sjacheraar. De nacht na Allerzielen raapten ze samen met Robbie stiekem alle kaarsen van het kerkhof, in een sjroepblik ideale verlichting voor in de grot. “Slivvenhier vergief ut us. Mer veer höbbe wel lol devaan.” Hoeveel ze ook schold. Greetje was streng gelovig. Ze had haar eigen plek met naamplaatje in de kerk, derde rij links. Werd haar vaste bank ooit eens bezet door een zangkoor dan hield iedereen de adem in. “Ge-re-ser-veerd? Dat is een heel lang woord. Dat zullen we eens iets korter maken,” zei ze terwijl ze het papier resoluut verscheurde en doodgemoedereerd ging zitten. Elke dag voor het slapen moest Robbie een reeks opzeggen van tien geboden, de twaalf artikelen van het geloof, het onze vader en een Weesgegroet. En ook al lag ze al naast hem te snurken, ze had het precies in de gaten als hij stiekem voortijdig stopte.

Voor Kerstmis werd de grotwoning uitbundig versierd en moest Robbie een kerststal maken met figuren van aardappels.”Dat moest blijven staan tot Maria Lichtmis, 2 februari. Maar dat hielden die aardappels niet. “ik geloof dat het kindje een scheut op zijn hoofd heeft”, zei ik voorzichtig. ‘en de os heeft een scheut van onder’. Dat kwam Robbie op een draai om zijn oren te staan “vuilak” ! Greetje had een opleiding voor onderwijzeres gevolgd, sprak meerdere talen. Gidsen die rondleidingen door het zonnebergstelsel deden gaven de toeristen vaak een extra toegift met een bezoek aan de grottenvrouw, die een aardige uiteenzetting gaf over het leven ondergronds. En wee degene die het waagde bij vertrek geen muntje op het schoteltje naast de deur te leggen! Hoe ouder ze werd, hoe moeizamer het verblijf in de grot. ENCI directeur Gadiot vaste klant liet uit liefdadigheid het witte huisje opknappen, zodat ze daar haar intrek kon nemen. Naast haar deur hing een scheepsbel die ze kon luiden bij onraad. Maar nadat een onguur type had geprobeerd het huisje binnen te komen werd ze bang. “toen ik aankwam was ze aan het bazelen aan alle kanten. ‘Ik wil niet meer blijven, morgen wil ik hier weg’.”  

In 1971, op 83 jarige leeftijd, vertrok ze. Een fenomeen verliet de ‘heerlijkheid Sint Pieter’. Robbie Janmaat nam haar mee naar zijn ouderlijke woning. Voor het eerst het comfort van warm water, cv, televisie. Ze was gek op Bonanza of programma’s met beesten. En de paus natuurlijk. Maar als ze iets zag dat haar niet zint, dan was ze in staat om haar schoen door de beeldbuis te gooien. Ze had geen besef van die dingen. Uiteindelijk verhuisde Greetsje naar Aldenhof en overleed ze in 1981 op 93 jarige leeftijd in de Lenculenhof. De grotwoning is nu compleet vervallen, alleen aan de lagen kalk (de grot werd elk jaar fris gewit) en de stenen vloer is te zien dat hier ooit bewoning is geweest. De voorgevel is helemaal verdwenen, de grot ligt vol rotzooi, de mergelwanden staan vol graffiti. Het witte huisje is helemaal ingestort. Robbie Janmaat is er al jaren niet geweest. “ik ga er niet heen. Want als ik het zie, rollen mijn tranen over mijn wangen.”

Bovenstaande foto's oa interieur grotwoning, foto's van Waldo Haan.

Bovenstaande communieplaatje en foto's heb ik gekregen via Breur Henket en Waldo Haan .

Naor Bove

Bron:Website, maastrichtonline, mergelgrotten, Panorama, 19 juni 1941 De Limburger 24082005,foto's mergelgrotten, maastrichtonline, Breur Henket, Aldo Haan.

eine terök