Bernard Dibbets
Bernardus Johannes
Cornelis Dibbets
werd
geboren op 7 September 1782 in Arnhem en is overleden in
Maastricht op 29 Maart 1839. Dibbets was van 1830 tot
1839 commandant van het Nederlands garnizoen in
Maastricht en heeft gezorgd dat Maastricht niet door de
België werd ingenomen. Generaal Dibbets kwam uit een
familie van predikante en soldaten waarvan veel
officieren. Op zijn zestiende werd hij soldaat. In 1828 werd hij bevorderd tot Luitenant Generaal.
Dibbets is een telg uit
een geslacht van voornamelijk predikanten en militairen,
waaronder veel zeeofficieren. Hendrik Dibbets (1533 - 1614) was
geloofsprediker in Roermond en dankt zijn bijnaam
Hendrik in de kiste aan het feit dat hij zich
verstopte in een boekenkist terwijl de Spaanse
Inquisiteurs zijn huis doorzochten. Herman Maurits
Dibbetz (1777 - 1843) had een lange staat van dienst als
zeeofficier, werd Ridder in de Militaire Willemsorde en
Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
Dibbets was
getrouwd met Barones Tengnagell een directe afstammeling
van Daniël Wolf baron von Dopff (1650-1718) en de bouwer
van Chateau Neercanne en de eerste steen legger van het nieuw Statenhuis
in 1700.
Generaal
Dibbets, als Provinciaal Commandant van Limburg,
kondigde hij direct in 1828 de staat van beleg af. Het
Nederlands gedeelte van Limburg werd door de Belgische
troepen bezet met uitzondering van de
steden Maastricht, Venlo en het dorp Sint Pieter.
Voor de rest waren de Belgen heer en meester in de
Provincie Limburg. Hij maakte zichzelf niet erg geliefd
onder de Maastrichtenaren maar hij vast hield aan zijn
opdracht om Maastricht te verdedigen tegen de Belgische
opstandelingen. De Belgisch gezinde Maastrichtenaren
vergaderde vaak in het geheim in het Kasteel Huis "De
Torentjes" op St.Pieter, nu de woning van André Rieu .
Dibbets
regeerde Maastricht vanuit het Generaalshuis aan het
Vrijthof -thans theater- met ijzeren hand.
Toen
Generaal Dibbets de staat van beleg afkondigde betekende
dat voor Maastricht dat er verscherpte
veiligheidsmaatregelen van kracht werden. Zo
werd de militairen gebouwen en terreinen verboden voor
burgers en werd de controle aan de poort verscherpt.
Dibbets moest ook voorzichtig omgaan met zijn soldaten omdat men die niet altijd kon vertrouwen. Dibbets kreeg
binnen de vestiging te maken met Maastrichtenaren en met
werkers die het niet erg zouden vinden als de stad zou
overlopen naar de Belgische kant. Veel Belgisch gezinde
Maastrichtenaren spraken beter Frans en Duits dan
Nederlands. De Hollandse steden waren ver weg en de
inwoners van die steden hadden vaak een ander geloof. De
meeste Maastrichtse burgers wilden de Hollanders niet en
dat was al zo sinds prins Frederik Hendrik in 1632
Maastricht had ingenomen. De rest van
Limburg, kwam voor negen jaar onder bestuur van de
Zuidelijke Nederlanden.
De isolatie door Koning Willem I (1772-1843) bij het
beleg van Maastricht maakte het leven van de inwoners
van Maastricht niet gemakkelijk. De handel lag stil en
er waren veel mensen die hadden geen werk en het volk
leefde in grote armoede. Wandelen buiten de poorten was
onmogelijk zonder permissie en ook de wallen waren
verboden gebied. Dibbets had veel last van jicht , had
drank problemen en ging eens graag gokken in de Grote
Sociëteit op de Vrijthof. Hij bleef zijne Majesteit
dienen en het groot militaire commando in de vestiging
om Maastricht resoluut voor de Nederland te behouden en
te verdedigen.
In augustus 1830 stuurde de Koning troepen naar het
zuiden om de opstand in de kiem te smoren. Op 23
september rukte prins Frederik, zoon van de koning, met
zijn troepen Brussel binnen. In het stadspark van de
stad werd vier dagen strijd geleverd tussen
Zuid-Nederlandse vrijwilligers en Hollandse troepen.
In
de nacht van 26 september 1830 trok het Hollandse leger
zich terug. Op 4 oktober 1830 werd een afkondiging van
onafhankelijkheid uitgeschreven door de Belgen. De
Hollandse troepen werden verdreven en trokken zich terug
op Maastricht, Venlo en Antwerpen. In de stad Antwerpen
werd echter een wapenstilstandverdrag door de Belgen
overtreden en daarop liet de Nederlandse commandant
David Hendrik Chassé op 27 oktober 1830 de stad
bombarderen. In de Zuidelijke Nederlanden was iedereen
verontwaardigd over deze daad. Later werd er naar deze
commandant ook nog een legeronderdeel vernoemd, dat heel
lang in de Tapijnkazerne in Maastricht, gelegerd is
geweest. Koning Willem I onthield zich voorlopig van
verder gewapend optreden en deed een beroep op de grote
mogendheden die het Koninkrijk in 1815 gesticht hadden.
De conferentie van Londen erkende echter de Belgische
onafhankelijkheid. De nieuwe Koning der Belgen werd
Leopold I van Saksen Coburg en op 21 juni 1831 werd hij
in Brussel gekroond. Dit was voor koning Willem I het
sein om weer ten aanval te gaan. Er volgde een
tiendaagse veldtocht om het gezag te herstellen. Uit Frankrijk
kwam een interventie en de veldtocht van de
Hollanders mislukte. In 1838 verklaarde koning Willem I
het Verdrag van Londen te aanvaarden. Dat hield in dat
België in 1839 onafhankelijk werd. De Maas werd de grens
tussen de beide Limburgen. De oostelijke oever is
Nederlands en de westelijke oever Belgisch. Normaal
gesproken zou Maastricht West dan bij België moeten
behoren. Maar door de ijzeren wil van Dibbets blijft de
gehele stad Maastricht bij de Noordelijke Nederlanden.
In de Tapijnkazerne staat er wel een monument voor hem,
maar een straat is er nog nooit naar hem vernoemd.
Op 2 April 1839 werd Baron Dibbets met militaire eer
begraven op het protestants gedeelte van de algemene
begraafplaats aan de Tongerseweg. De rouwstoet maakte
veel indruk op de mensen en was een grote militaire
vertoning. Op 29 Mei werd het lichaam van Dibbets
overgebracht naar een andere plaats. Koning Willem I
gunde hem voor zijn groot plichtsbetrachting een
ereplaats in het bastion C van de Bossche Fronten. Het was
een grote eer om in de Vestingwerken te worden begraven.
In 1925 stelde de gemeenteraad voor om het graf te
verplaatste naar 't Bastion Waldeck. De generaal werd in Maastricht door velen nog steeds
als een verrader gezien. Nog jarenlang leefde bij het
Maastrichtse volk de traditie om op zondag na de mis,
over het graf van Dibbets te urineren, en daarmee het
ongenoegen te uiten over de door hem verrichte daden
D e
oppositie in de raad vond dat hij al teveel eer van uit
Den Haag had gekregen en Maastricht daar nog niet meer
aan toe hadden te voegen. Dibbets werd door de oppositie vergeleken
met Alva. In 1927 werd de tombe zonder
ceremonieel en op koste van het rijk verplaats naar
het terrein van de Tapijnkazerne aan de Prins
Bisschopsingel. Generaal Dibbets werd opgevolgd door
Generaal Jan Jacob baron Des Tombe.
Naor Bove |
DIBBETS
Dibbets
is op nuits begraove,
In de
kòmpe neergelag
En mer
mèt e paar seldaote
Effe
de nao tou gebrach.
Zònder
demonstrasiesdrökde
Is et
stèllekes gedoon,
Umtot
geine in eus stedsje
Bij dat
trupke mèt wou goon.
Wat heet
toch tee maan misdreve,
Wat heet
heer dan heij geflik?
Sloog
heer de Mastreechteneere
Soms neet
vreuger mèt 'n smik?
Gaof
heer neet de bèste pöskes
Aon
de vreemde luikes weg?
Hadde
de Mastreechtenere
Et neet
mizzerabel slech?
Woort
häöm neet get voot gegeve,
Te väöl
steun van hoegerhand?
Hadde
ze aon eus provincie
Neet e
bitsje väöl et land?
Is et
anders soms gewoorde?
Boerum
ziech zoe drök gemaak?
Heet et
naogeslach van Dibbets
Heij ze
wèrrek soms gestaak?
Veult
geer dan neet, tot et smikske
Noe
nog zjus wie vreuger sleit.
Zeet
geer neet tot ellek pöske
Nog teen
awwe weeg geit?
Zeer geer
dan zoe laam geslage,
Tot geer
gaaroet niks mie veult?
Is et
vurig blood van vreuger
Zoe
ontzèttend afgekeuld?
Dibbets
dee is noe begraove
Boerum
neet in eine weeg
Hiel de
Dibbets 'volgelinge'
Tot heil
van eus aajd Mastreech? |
DIBBETS
Dibbets is opnieuw begraven,
In de Kòmpe neergelegd
En maar met een paar soldaten
Even ernaar toe gebracht
Zondert demonstratie of
drukte
is het stilletjes gedaan
omdat niemand in ons stadje
bij dat troepje mee wou gaan
Wat heeft toch die man
misdaan
wat heeft hij dan hier
geflikt?
sloeg hij de Maastrichtenaren
soms niet vroeger met een
smik? (Zweep)
Gaf hij niet de beste
baantjes
aan de vreemde mensen weg?
hadden de Maastrichtenaren
het niet misserabel slecht?
Werd hem niet wat voet
gegeven
teveel steun van hogerhand?
Hadden ze aan ons provincie
niet een beetje veel het
land.
Is het soms anders geworden?
waarom zich zo druk gemaakt?
Heeft het nageslacht van
Dibbets
hier zijn werk soms gestaakt?
Voelt u dan niet, dat het
smikske (zweepje)
nu nog net zoals vroeger
slaat.
ziet u niet dat elk baantje
nog de oude weg gaat?
Bent u dan zo lam geslagen
tot u totaal niets meer
voelt?
als het vurig bloed van
vroeger
zo ontzettend afgekoeld ?
Dibbets die is nu begrave
waarom niet in een weg
de hele Dibbets
'volgelingen'
tot heil van ons oud
Maastricht? |
Lezing Geert Mak:
Tijdens een korte boottocht (15 mei 2006) vanaf het Bassin over de
Zuid-Willemsvaart op de boot de ‘Jekervallei’, een van de trotse
schepen van Rederij Stiphout, gaf schrijver Geert Mak zijn visie op
de omstreden figuur van generaal Dibbets en zijn rol in de
geschiedenis van Maastricht. Samen met burgemeester Leers onthulde
de populaire historicus een naamsteen voor Dibbets op een van de
peilers van de Noorderbrug. Met de naamsteen werd baron Dibbets
gerehabiliteerd 167 jaar na zijn dood.
Geert Mak schetste in zijn speech een mooi portret van de generaal
als typisch slachtoffer van de geschiedenis en van de rol die het
toeval speelde in de Maastrichtse geschiedenis. Generaties
Maastrichtse kindertjes zijn opgegroeid met het dreigende spookbeeld
van de toornige generaal, die hen hel en verdoemenis zou komen
brengen. Wat is er waar van die slechte reputatie van Dibbets?
Niets, helemaal niets. Dibbets was een brave vestingcommandant van
1830 tot 1839 die de blokkade van de Belgen heeft weten te trotseren
en die gewoon aan jicht overleden is in zijn eigen bed.
De vooruitziende generaal werd door de koning tot commandant van de
vesting benoemd en verving de garnizoenssoldaten in 1831 door
betrouwbare noorderlingen en dat was de garantie dat Maastricht niet
zou kiezen voor de Belgische muiters. Al in de herfst van 1831 werd
bepaald dat Maastricht voor het noorden behouden zou blijven.
Dibbets werd daarmee wel de ideale zondebok voor alle anti-Hollandse
gevoelens die in de Limburgse hoofdstad nogal eens de kop opstaken.
Er werd behoorlijk de draak gestoken met Dibbets en zijn vermeende
drankzuc ht. Allerlei grappen deden er over hem de ronde. Dibbets had
een grafmonument in de vestingwerken; dat was een bijzondere eer.
Maastrichtse ingezetenen plachten na de zondagochtendmis graag een
wandelingetje tot het monument te maken, er eens goed tegenaan te
pissen en weer terug te wandelen langs de vele cafés aan de
Boschstraat. Het Dibbets monument werd in 1925 verplaatst naar de
Tapijnkazerne; tot drie keer toe werd zijn stoffelijk overschot
opgegraven en verplaatst en daarbij raakte het uiteindelijk zoek en
kwam – naar alle waarschijnlijkheid – bij de bouw van de Noorderbrug
terecht onder een stoplicht.
Dibbets is gerehabiliteerd; zijn naam wordt hoog gehouden door de
steen die in mei 2006 werd onthuld.
Geert Mak concludeerde terecht dat Maastricht zonder Dibbets
wellicht nooit die gave stad gebleven was die het nu is, die
relatief zo weinig geleden heeft van het oorlogsgeweld. Dibbets was
een gelukkig toeval dat de stad ‘overkwam’ anders zou Maastricht
nooit die melting pot geworden zijn, die de stad nu is op het
kruispunt van diverse Europese cultuurgebieden, een plezierige en
tegelijk ook spannende plek om te leven, aldus Geert Mak.
Naor Bove |
Dibbets herdacht
zonder "boe"-geroep.
(Bron: Dagblad De Limburger Tekst: Caspar
Cillekens, 2004-03-30)
Maastricht - Bij de
eerste Dibbets-herdenking vijftien jaren geleden waren er nog
Maastrichtse boe-roepers. Een Amerikaanse militair was gisteren de
enige 'dissonant'. Een wielrijder op de ventweg kijkt verwonderd
naar het groepje militairen en burgers dat in de houding staat voor
het Dibbets-monument. Een Amerikaanse NAVO-militair op de
Tapijnkazerne loopt niets vermoedend achter de groep langs. Hij is
de enige 'dissonant' bij de herdenking van de 165ste sterfdag van de
generaal die ervoor zorgde dat Maastricht tijdens de Belgische
opstand in 1830 voor Nederland behouden bleef. De boe-roepers zijn
er dit keer niet. Ze hebben zeker hun centen verzopen, lacht Stied
Witlox.
De reserve-luitenant
kolonel b.d. van het Regiment Limburgse Jagers ijvert er al jaren
voor dat Dibbets de eer krijgt die hij verdient. Geen gemakkelijke
opgave in een stad waar het vorige eeuw usance was dat vaders hun
zonen opdracht gaven tegen het grafmonument van de generaal te
urineren. Toen Witlox en zijn medestanders vijftien jaar geleden
voor het eerst de generaal herdachten stonden een paar
Maastrichtenaren hardop boe te roepen. Diehards die het blijkbaar
nog altijd niet konden verkroppen dat die 'Hollender'
voorkomen had dat Maastricht Belgisch was geworden in 1830 toen in
Brussel een opstand tegen koning Willem I uitbrak.
Stadshistoricus Toon
Jenniskens weet hoe gevoelig Dibbets, de verpersoonlijking van de
anti-Hollandse sentimenten in Maastricht, ligt. Het stadsbestuur
heeft er nooit aan gewild een st raat
te vernoemen naar de generaal, die in 1839 een paar dagen voor de
definitieve afscheiding van België aan jicht overleed in Maastricht.
Dibbets deelt dat malheur met een andere verguisde Maastrichtenaar,
pottekeunig Petrus Regout,
de verpersoonlijking van de kapitalistische entrepeneur-uitbuiter,
wacht ook nog altijd op zijn straatnaamgeving. Een Avenue Regout in
de nieuwbouwwijk Céramique lag tien jaar geleden veel te gevoelig.
Het gietijzeren
Dibbets monument, voorzien van een nieuwe laag groene verf, stond
oorspronkelijk in de vestingwerken bij de voormalige Boschpoort.
Onder de cenotaaf lagen de resten van de generaal. Toen de
vestingwerken in 1927 gesloopt werden, besloot de gemeente het
monument te verplaatsen naar de Tapijnkazerne. Het gebeurde in het
diepste geheim, midden in de nacht. Vooral geen slapende
(Maastrichtse) honden wakker maken was het devies. Een ding vergaten
de opgravers mee te nemen: het lijk van Dibbets. Dat ligt nog steeds
op de plek. Met inmiddels weliswaar drie meter beton er bovenop.
Volgens Jenniskens en Witlox moeten de stoffelijke resten van de
generaal onder de fietsoprit richting Noorderbrug liggen. De oprit
wordt waarschijnlijk verplaatst de komende jaren. Een uitgelezen
gelegenheid, zo oppert commandant Ferry
Tummers van de Limburgse
Jagers bij de herdenking gisteren, om alsnog de resten van de
generaal op te graven en een definitief laatste rustplaats te geven
in het monument op de Tapijnkazerne.
De wethouder van Cultuur
(tevens wethouder van Financiën) ziet de bui al hangen. Zo'n
graafmachine kost ook geld.
Heel voorzichtig komt hij eens informeren bij de verslaggever. 'Boe
ligke die kneuk persijs (waar liggen de botten precies?) |
Proclamatie 16 januari 1831
„Inwoners
van Maastricht! Toen meineed en verraad het grootste deel der
bezetting uitmaakten werden geene middelen binnen deze stad
gespaard, om den opstand te verwekken en mij, met alle aan eed en
pligt getrouwe wapenbroeders te doen beven. Het is deze lafhartigen
niet gelukt mij het hoofd te bieden. (...) Zij kenschetsen zich,
door het niet betuigen der achting aan het brave garnizoen en van
den eerbied die zij aan mij verschuldigd zijn en welke ik op dit
moment eisch. De hoofden dezer woelziekigen zijn niet alleen mij,
maar aan de gansche bezetting bekend.Wee hem! Die in de wellicht in
de duister gesmeden aanslagen blijft volharden. Het strafzwaard der
wet zweeft boven zijn hoofd, en mijn onwrikbaar besluit is lang
genomen om aan het behoud dezer bezetting alles op te offeren.” dat
gij door waren heldenmoed voor de zoo heilige als regtvaardige zak
van koning en vaderlands kunt
Dagorder 2 augustus
1831
„Soldaten!
Het oogenblik nadert, onderscheiden; de vijandelijkheden zijn op
heden hervat.”
Memorie der
gebeurtenissen betrekkende de vesting, 17 juli 1835
„Ik heb mij, tot wering
van allen inbetrekkende invloed, als het ware opgesloten, van het
gezellig leven onthouden en mij alleen gewijd aan de vervulling
mijner pligten. (...) Als men de rampzaligen toestand der vesting
betracht (…). Er was geen enig stuk geschut op de werken geplaatst;
geene poorten verzekerd; geene barrières opgehangen, bijna geen brug
in staat opgehaald te worden. Voorts is ene bevolking van 20.000
zielen voor het grootste deel te vrezen als zijnde sints lang door
de voornaamste woelgeesten en tegenstanders van het gouvernement tot
gezindheid van een nieuw bestuur, waarvan zij de gevolgen niet
kennen (…) en daarbij eene gewapende schutterij mede veel
bezorgdheid inboezemde. De zelfvoldoening zal mij steeds bij blijven
dat het aloud Nederlands bolwerk is behouden en dat, door ontrouw en
verraad omgeven aan een muitend volk paal en perk is gesteld.”
Brief van 2 april 1839 van
Julia van
Tengnagell
„Sire, de treurige pligt rust op mij om uwe
majesteit berigt te geven van het overlijden van mijn dierbaren
echtgenoot het welk op heden heeft plaats gehad. Uwe majesteit
verliest in hem eenen trouwen dienaar, het vaderland een braven
verdediger maar sire ik betreur eenen zorgvuldigen echtgenoot.”
Brief kabinet koning Willem I
„Hoogwelgeboren vrouwe. De koning heeft met zeer
veel leedwezen het treffend overlijden vernomen. Zijne majesteit
verliest in den overledene een kundig en dapper krijgsman, die in de
gewigtige betrekking met veel roem bekleedt de ondubbelzinnigste
bewijzen heeft gegeven van trouw en ijver.”
Grafrede Predikant H. Veldwijk
„Hij was gevoelig van hart en opregt zonder
eenige geveinsdheid. Niet wraakzuchtig of haatdragend in deze hoogst
moeilijke betrekking waarin meer dan menschelijke wijsheid gevorderd
werd om nooit te feilen, moest hij dikwels gestreng zijn en
onverbiddelijk maar hij was niet wreed of hardvochtig. Laat ons aan
het graf van Dibbets van volle harte hem de eere geven die hem
toekomt. Zijn lijk ruste in vrede en zijne nagedachtenis blijve een
zegening tot in lengte van dagen. Dit zij zoo.”
Grafrede bij inwijding praalgraf schoonzoon P. van
der Kemp
„Gij kunt u beroemen en het aan Dibbets wijten dat
meineed en verraad uwe wallen verlieten en uwe stad bij de schokken
van binnen en van buiten, verschoond is gebleven van alle die
onheilen welke andere steden die omwenteling toegedaan, getroffen
zouden hebben. (…) Ja, het kwade, dat Dibbets aan sommigen
noodzakelijk heeft moeten bedrijven, aan enkelen mogelijk ten
onrechte. (…) De Haat, het Verraad en de Meineed, naar buiten
getogen, hadden mogelijk op de gewone rustplaats der doden het koude
overschot niet ontzien van hem, die zij in hunne zwarte zielen zulk
eenen wrok toedroegen. (…) Daarom zeg ik, is met ’s konings
toestemming uit anmerking zijner grote verdiensten, het dierbaar
overschot hier te ruste gelegd. De geschiedenis zal te regt aan
Dibbets de eer toekennen: Maastricht is voor het vaderland niet
verloren gegaan.” |