De Bobbel 1576

(ontspanningsvereniging te Biesland)

De Bobbel in Biesland, Artikel uit De Maasgouw, Jaargang 143, 2024, 2 blz 67 door Lou Spronck

LOU SPRONCK Dr. Lou Spronck (*1936) was leraar Nederlands en rector van het Jeanne d’Arc College te Maastricht. Publicaties o.m.:Philippe van Gulpen 1792-1862 (2005); Theodoor Weustenraad en de ‘Percessie van Scherpenheuvel’ (2009); het hoofdstuk 1793-1893 in de Geschiedenis van de literatuur in Limburg (2016); Van Sermoen tot Percessie. Aajd Mestreechs 1770-1840 (2020).

In De Maasgouw van 2 augustus 1884 beschrijft een wandelaar het landschap dat zich voor hem opent als hij vanuit de Tongersestraat de stad Maastricht verlaat en de weg naar Neercanne inslaat. Al spoedig bereikt hij de eerste huizen van Biesland: Dit gehucht der aloude parochie Wilre in den Vroenhof [= Wolder] schaart zich langs den landweg, die door het Jekerdal heenkronkelt. Deze vruchtbare vallei opent hier haar horen van overvloed en stort een regen van mondbehoeften en vruchten uit op den markt der naburige stad Maastricht. Biesland en St-Pieter zijn twee voorname provisietuinen, die Maastricht, Luik en Aken grootendeels met asperges, jonge doperwtjes, vroege aardappelen, radijzen, Brusselsche kool [spruitjes] en allerhande soort van vroege groenten voorzien. In de middeleeuwen waren de berghellingen op onze rechterzijde met druiven beplant, nu kweekt en fokt en koestert men er edele groenten onder de warme stralen der lentezon.(1)

Op de driesprong, waar de Cannerweg naar links buigt, loopt de smalle Susserweg rechtdoor, en de weg naar Wolder en Vroenhoven schuin naar rechts. De ruimte rond de wegensplitsing heet nu Musketiersplein. Aan het plein, tussen Susserweg en Vroenhovenseweg, ligt al vanaf 1710 het imposante Pannenhuis (herenhuis annex brouwerij).(2) Het is zeer wel mogelijk dat de Maasgouw-wandelaar uit 1884 voor het drinken van een glas bier even gepauzeerd heeft op Susserweg 1, een nieuw pand uit 1883, waarin tuinder Simon Theunissen en zijn echtgenote Hubertine Olieslagers een kleine winkel in koloniale waren en een gelagkamer exploiteerden.(3) Simon Theunissen was al in 1857 in het oude pand Susserweg 1 met de zaak gestart.4 In januari 1894, bij de opening van de tramlijn door het Jekerdal (Maastricht – Glons/Glaaien) werd café Theunissen tevens ‘arrêt du tram’, wat de bekendheid van de zaak én de omzet ongetwijfeld vergroot zal hebben.(5) Later werd café Theunissen Café St. Servais genoemd, naar de nabij gelegen Sint-Servaasbron. Na de uitbreiding met een kleine zaal voor vergaderingen en festiviteiten fungeerde St. Servais tevens als repetitielokaal van de gelijknamige fanfare (opgericht in 1904). Zo kreeg de zaak geleidelijk een centrale functie in het leven van de kleine Bieslandse gemeenschap.(6) Dat gemeenschapsleven werd op een bijzondere wijze ingekleurd door de activiteiten van De Bobbel, een aan het café gelieerde vriendenclub die zich, mede als gevolg van veranderde omstandigheden, in de afgelopen halve eeuw ontwikkeld heeft tot een meer algemene ‘ontspanningsvereniging’. Daarbij moet evenwel uitdrukkelijk worden opgemerkt dat de club de decembertraditie van het schapenvlees eten nog altijd hoog in het vaandel draagt. Het vlees wordt gegaard in een mergeloven aan de Susserweg, de aardappelen en spruitjes zijn van Sint-Pieter en het appelmoes komt uit de Bieslandse keuken. Intussen werd vergeten dat vroeger ’ne groeten teleur reubesop aan dit pièce de résistance voorafging Waaruit maar weer blijkt dat ook tradities aan slijtage onderhevig kunnen zijn.(7)

DE BOBBEL(8)

Het woord bobbel, ook uitgesproken als bóbbel of boebel, heeft in het Maastrichts en de omringende dialecten de betekenis van ‘een fles om drank in te bewaren’. In Biesland denkt men dan aan een aarden bierkruik van ongeveer 10 liter. ’ne Bobbeleer is daar een liefhebber van een goed glas bier; het woord heeft er niet, zoals elders wel gebeurde, de negatieve betekenis gekregen van ‘drinkebroer, drankorgel, kletsmajoor’. Het oudste archiefstuk van De Bobbel is een op 1 december 1891 gedateerd ‘reglement’. (9) Op grond daarvan heeft de club lange tijd als oprichtingsjaar 1891 aangehouden.

Afbeelding rechts:

Afb. 1: Plattegrond van Maastricht, naar de situatie in 1748, na de inname van de stad door de Fransen. De gravure is uitgegeven door E.A. Thomas Jaillot, Parijs 1781. Bron: Bibliothèque nationale de France, GeD 1773. De brouwerij wordt aangeduid als Cense (= pachthoeve) Paneheuse (= pannenhuis, brouwhuis). Andere legenda: Moulins St. Pierre: nu watermolen Lombok; Le Jaar R.: de Jeker, rivier; Fontaine: nu Sint Servaasbron. Zie ook: E.C.W.L. (Boed) Marres, Marres, een Maastrichtse brouwersfamilie (Nijmegen 2023), 89-90. Met dank aan Paul Smeets en Frank Hovens.

 

 

In het eerste artikel wordt in plechtige taal de doelstelling beschreven: ‘bevordering van gezellig en zedelijk verkeer onder de leden door beschaafden omgang en daarmede in verband staande ontspanning en het beramen van gepaste middelen om de vereeniging te doen bloeien’. De jaarlijkse schapenvleesmaaltijd was blijkbaar zo vanzelfsprekend dat er geen woord aan gewijd wordt. Dat gebeurde wel bij een latere herziening, toen bepaald werd dat het schapenvleeseten ‘zal vallen op de eerste zaterdag na Sint Nikolaasfeest’. (Die vanzelfsprekendheid gold ook voor de beperkte toegang tot het lidmaatschap: dat was alleen voor mannen bestemd. Vanaf 1932 waren ook vrouwen bij de activiteiten welkom, met uitzondering van de vergaderingen.) In artikel 23 worden de bestuursleden verplicht tot bijwoning van de ieder kwartaal te houden ledenvergadering. De onpraktisch gebleken artikelen 19 (‘strikte geheimhouding van het verhandelde in eene vergadering’) en 20 (boete ‘van minstens een gulden tot hoogstens vijf gulden’ voor leden die ‘zich te buiten gaan’ door ‘het zingen van onzedige liederen’ of het bezigen van ‘Godslasterende taal’) zijn later vervallen verklaard. In artikel 24 wordt bepaald dat voor een overleden lid ‘eene plechtige zielendienst gezongen [zal] worden’; later is die vervangen door een bloemstuk bij de uitvaart en een afscheidswoord aan het graf. Los van de interne ontwikkelingen van De Bobbel - van vriendenkring in Café St. Servais anno 1891 tot ontspanningsvereniging met Bieslandse roots in 2024 - heeft de club zich vooral verdienstelijk gemaakt door de stimulering en organisatie van het volksculturele leven in Biesland. Zo meldt de Limburger Koerier dat de ‘gezellige avond’ op zondag 5 februari 1905 opgeluisterd werd met zang van een eigen kwartet - een optreden dat op 19 februari herhaald zou worden - en dat bij de geboorte van prinses Juliana in mei 1909 de feestviering georganiseerd werd door fanfare Sint-Servatius en De Bobbel samen.10 Tot in de jaren 1970 zorgde De Bobbel jaarlijks voor een kinderfeest met Sinterklaas en voor een gevarieerd programma voor alle leeftijden bij de kermissen in juni (op processie-zondag) en in november (de zondag na Sint-Maarten): koekhappen voor de kinderen, gans (of haan) slaan voor de opgroeiende meisjes (geblinddoekt met een sabel slaan naar de kop van een levende gans, die later vervangen werd door een steen aan een touw, - een volksgebruik dat in 1934 definitief werd afgeschaft), een kruiwagenrace voor de grotere jongens, ringsteken voor de mannen, te paard of op de fiets, en voor de ouderen frühschoppen, kaarten en potgooien. Vanaf 1980 veranderde het karakter van de activiteiten: er kwam een mossel- en een aspergeavond, een barbecue en een busreis naar een of andere bezienswaardigheid. Onaangetast bleef evenwel het ritueel van het garen en eten van schapenvlees op de zaterdagavond na Sinterklaas.

Gerelateerd aan de jaarlijkse processie, ontstond, naast fanfare Sint-Servatius en De Bobbel, in 1900 een nieuwe club: de Kunst en Zandvormers. Zij zorgden op processiezondag voor kleurige zandtapijten, die in en buiten Biesland bewondering oogstten. De Kunst en Zandvormers gingen functioneren als een soort buurtvereniging. In 1937 werden 32 betalende leden geteld; in 1953 leverden 101 personen een bijdrage. Daarna schakelden de Zandvormers over op een ‘rondgang’ (huis-aan-huis collecte).

Afbeelding rechts: Afb. 2: Arrêt du tram / Treinstilstand Susserweg 1 (6 januari 1927). Bij de halte staan Netta Theunissen (1914-1992), haar oudste broer Simon (1908-1995) en, in de kinderkleding van die tijd, hun broertjes Quirinus (1922 -1999) en Pierre (1925-1986). Naast Simon staat het echtpaar Peters-Schepers.

In 1959 staakte de vereniging haar reguliere activiteiten, maar incidenteel, bijvoorbeeld bij de processie van 1962, bleven enthousiaste Zandvormers hun kunst beoefenen.(11) Foto links zandvorming archief Jacques Kerkhofs.

 Sint-Servatius en De Bobbel bleven intussen actief op hun eigen muzikaal en volkscultureel terrein. In 1953 werd Biesland als stadswijk opgenomen in de planologie van Maastricht. Niet op het oude gehucht kwam nu het accent te liggen, maar op de nieuwbouw van ‘de goudkust’. Met de onvermijdelijke aantasting van de oude dorpssfeer en de daarmee samenhangende sociale contacten was De Bobbel vanzelfsprekend niet gelukkig. De club probeerde ‘de oude dorpstradities in stand te houden’ en ‘de huidige gemeenschap spontaan te laten deelnemen aan, of te laten genieten van wat men ook wel noemt “gewoon volksvermaak” ’. Aldus voorzitter Jo Franssen in 2001, die daarmee de boodschap herhaalde van erevoorzitter Mathieu Herben in 1977.

DRIEKWART EEUW DE BOBBEL

Op de receptie bij de viering van het 75-jarig bestaan in 1966 verscheen ook de achterkleinzoon van Jacobus Simon Theunissen, de eerste exploitant van Café St. Servais. Hij schonk het bestuur van De Bobbel een exemplaar van de Opregte Maastrichter Almanak voor het schrikkeljaar Onzes Heeren 1876 (Snelpersdruk Leiter-Nypels, Maastricht). In dat boekje werd, behalve aan een taalen letterkundig congres dat in 1875 in Maastricht had plaatsgevonden,(12) uitvoerig aandacht besteed aan een op 18 september 1875 in Biesland gehouden ‘vreters en bóbbeleers congres’.(13)1

Afbeelding 3 beneden:

Afb. 3: Opregte Maastrichter Almanak voor het schrikkeljaar Onzes Heeren 1876 (8,5 x 10 cm): titelblad én de tekst die in de almanak gewijd wordt aan de viering van het 300- jarig bestaan van het Bieslandse Bobbelgenootschap. Woordverklaringen; raoven raven; wiemergelei aalbesgelei; meschaot nootmuskaat; releveere luister bijzetten; industrie ijver, bedrijvigheid; touchant treffend; foesel jenever; blin maote maten die voorafgaan aan de inzet; appelekouw abrikoos; ringelaot reine claude pruim; bergemot peervormige citrusvrucht; toesch ruil; corpendu court-pendu kortsteel; bij malheur per ongeluk; Apollo de sociëteit die het muziekfestival georganiseerd had. Stadsbibliotheek Maastricht bezit van deze almanak drie exemplaren: LTso 59 [1876], LTso 65 [1875/80] en LTso 140 [1876/99].

De aan deze congressen gewijde tekst maakt deel uit van het in deze jaren gebruikelijke jaaroverzicht van de almanak. De schrijver bespreekt daarin op ludieke wijze enkele Europese, Nederlandse en Maastrichtse gebeurtenissen, - de laatste uiteraard in Maastrichts dialect. De rijke fantasie en het stilistisch vermogen van de auteur dwingen bewondering af. Zijn teksten bestaan uit een lichtvoetige mix van Dichtung en Wahrheit, waarvan het niveau door columnisten en buuttereedners van onze dagen niet geëvenaard wordt. Zo begint hij:

Den 18 van de Mastreechter kérmismaond [18 september 1875] vierde de Bieslander republiek ’t 300jaorig bestoon van hun bóbbelgenootschap. Alle Jaanbóbbeleers van noord- en zuid-Biesland waore dao bijein gekommen um zich ins ferm te good te doen aon lever en poet [= poetes bloedworst ?], rolpens, raoven [raven] oet de Canner bos, búkkeme [bokkingen] mét wiemergelei [aalbesgelei], speenbak [speenvarkensvlees in gelei] mét ramenassen, en kreeften mét neut. Jao, de traone moten uch in de ouge en ’t water in de mond komme es geer ’t discours huurt woemét de president us ontvong, en dat ich uch hei létterlik onder de ouge bring. Breidgezete preuvers en drankweerdige bóbbeleers !!!

Geer die wét woe meschaot [nootmuskaat] en knoflook hei van pas kump, geer die neet verlege staot um van en kat haosepeper te make, geer die húbt ene gooie maog en ene gemekelikke stoolgang, ich num menen hood veur uch aof. Dat geer door good gezauwte discoursen,

door wel doorbakke taol, de nobel kookkunst maagt releveere [luister bijzetten], dat wins ich en alle lekkerbekke van de wereld uch van harte touw.’ [voor het hier weggelaten fragment zie de afbeelding] Koelik hauw er gedoon mét spreke, of nao e stuk of drei blin maote [maten die voorafgaan aan de inzet] geslage te húbbe begós ’t Bieslander orkest te speule de nuie wals: Verkespu mét ertesop, espres veur die occasie door de wereldbereumden toonzetter Blafkont gemaakt. Dao waor niks schoender es de veers Euver de appelekouw [abrikoos], oet het Maopertings14 vertaold, die Triene mét de plank 15 us veurloos, en die ze wel wouw aofstoon veur de Mastreechter Almanak. Ver laote ze hei in heur gehiel volgen: [zie de afbeelding; hier alleen de eerste en laatste strofe].

O appelekouw,

Eederein wouw,

Dich altied konnen eete;

Wat toch schoen

Et kort saisoen,

Veur dich, o appelekouw!

O appelekouw !

Die bij men vrouw,

In zeutheid et moot winne;

Mennigein in hoes

Vind zienen troes,

Bij dich, o appelekouw !

HOEVEEL MEER DAN DRIEKWART EEUW ?

De tekst in de Opregte van 1876 maakt duidelijk dat Biesland toen al bekend was als oord van bobbeleers. Foto links uit boekje 425 Bobbel archief Jacques Kerkhofs. De oprichting van De Bobbel in 1891 is dus geen begin geweest; eerder de formalisering van wat in Café St. Servais bij een clubje stevige mannen-broeders gegroeid was: de traditie begin december van een degelijk schapenvleesmaal, overgoten met bier uit een forse bobbel. Dat de club vóór 1891 formeel bestaan heeft, ligt overigens niet voor de hand. Clubleden uit de eerste decennia zouden daarvan ongetwijfeld getuigd hebben. Los daarvan zullen de carnavaleske humor en overdrijving bij de gewone lezer de nodige twijfel oproepen aan het waarheidsgehalte van de tekst. Wie de tekst desondanks serieus neemt, kan eruit concluderen dat De Bobbel in 1575 is opgericht, al kan er geen bewijs ter bevestiging worden aangevoerd. De bobbeleers zelf, die deze conclusie maar al te graag onderschrijven, houden het nochtans op 1576, daarbij vergetend dat het 300-jarig bestaan volgens de Opregte in 1875 gevierd was. In het programmaboekje dat ter gelegenheid van de onthulling van het Bobbelmonument op 28 mei 1994 werd uitgegeven, is de formulering heel correct. Ze luidt: ‘In de Almanak (…) van 1876 wordt vermeld dat in Biesland de bóbbeleers hun 300-jarig bestaan vieren. Hierop is het oprichtingsjaar 1576 gebaseerd’. Maar de tekst op het fraaie monument negeert het dubieuze karakter van de bron. Er staat: ‘De Bobbel opgericht 1576’. De onthulling van de bobbel op de bakstenen sokkel was een memorabele plechtigheid. Burgemeester Philip Houben (1941-2017) legde een krans om de voet van de stenen kruik en onderstreepte het belang van De Bobbel, gestoeld als de vereniging was op een traditie van vriendschap en saamhorigheid, en pastoor Andries van den Berg.

Afbeelding 4 rechts:

Afb. 4: Bij de onthulling van het Bobbel-monument op 28 mei 1994 waren ook twee respectabele aajd-Bieslandse bobbeleers aanwezig: in de rolstoel Simon Theunissen (1908-1995), lid van De Bobbel vanaf 1924, en links van hem zijn broer Quirinus (1922-1999), lid vanaf 1938. Rechts hun nicht Louise Theunissen (1909-1999), dochter van Monie Theunissen (1865-1940), lid vanaf 1891. Bij de uitvaart van Simon Theunissen op 9 december 1995 verwoordde pastoor Andries van den Berg de gevoelens van de aanwezigen: ‘Het grijze licht van deze decemberdag vermeerdert de weemoed die wij allen voelen.

Met u verdwijnt ons ouderlijk huis. In u nemen we afscheid van een stamvader in Biesland’.

Links Afbeelding 5:

Afb. 5: De Bobbel op de bakstenen sokkel vóór Café Saint Servais in Biesland. (1946-2022) raakte de harten toen hij de zegen uitsprak over de verbindende kracht van De Bobbel voor de Bieslandse gemeenschap. Het ritueel van de ‘kransomlegging’ zou voortaan jaarlijks onderdeel zijn van een Bobbel-bijeenkomst. Het was nu vast en zeker, en in steen gehouwen: DE BOBBEL 1576.

MOEILIJKE JAREN

Bepaalde ontwikkelingen zijn niet tegen te ouden. Dat het Café St. Servais een goed lopend eetcafé werd en dat ondernemende jongelui ervan droomden om dit te transformeren in een bistro waarvan de faam verder zou reiken dan de grenzen van gehucht en wijk, het zal niemand verbazen. Die transformatie begon in 2018 en leidde tot een nieuwe naam: Restaurant Prix de Rome. Tijdens de coronacrisis (2020-2022) maakte de uitbater van de nood (twee lockdowns) een deugd door de zaak een lift up te geven die paste bij de Bib Gourmand, die Michelin in 2021 aan het restaurant toekende. Vanaf de opening bleek Prix de Rome een schot in de culinaire roos. Maar de medaille had een keerzijde: voor De Bobbel was er geen plaats meer in de herberg. De vereniging verhuisde naar Theresialein 18, waar fanfare Sint-Servatius al eerder zijn intrek had genomen. Het monumentje op het terras van Prix de Rome werd afgebroken en kreeg in mei 2021 een plaats bij het nieuwe verenigingslokaal op de hoek van Athoslaan en Theresiaplein. Als door een rukwind werd het gemeenschapsleven uit Biesland weggeblazen. In het oude pand Theunissen floreert sindsdien de Franse keuken. Reubesop en sjaopevleis worden er niet geserveerd. Anno 2024 is de levenskracht uit De Bobbel weggevloeid. In de afgelopen halve eeuw schommelde ledental lange tijd rond de 40. In de periode 2000-2020 steeg het tot boven de 50, waarna het, mede als gevolg van coronacrisis en veroudering, terugliep tot 35 in 2024. Op dit ogenblik staat alleen nog de aloude schapenvleesmaaltijd op het programma. Het bestuur hoopt dat een nieuwe generatie de vereniging spoedig nieuw leven zal inblazen, zodat De Bobbel in 2025 of 2026 het 450-jarig bestaan kan vieren.

TRADITIES EN MYTHEVORMING

Inventing Traditions is de titel van de inleiding die Eric Hobsbawn schreef voor The Invention of tradition, een klassiek geworden boekwerk dat hij in 1983 samen met Terence Ranger publiceerde. Hierin wees hij erop dat veel van wat ons als oude traditie wordt voorgehouden, vaak een uitvinding, creatie of toevoeging van veel latere datum is. Zo moest het idee van een onderscheiden eeuwenoude Schotse Highlandcultuur wijken voor de historische waarheid dat die zich pas ontwikkelde na de Union van Engeland met Schotland (1707), - ook de tartan met de ‘Schotse ruit’ en de kilt in het kleurenpatroon van de verschillende clans verschenen pas in de achttiende eeuw. Zo bleek de traditionele praal waarmee de Britse monarchie zich bij openbare manifestaties presenteert, geen eeuwenoude traditie, maar een creatie van eind negentiende, begin twintigste eeuw.(16) En wie van ons weet dat de sirtaki geen oude Griekse volksdans is, maar pas in 1964 met ‘Zorba de Griek’ aan zijn triomftocht begon? Bij De Bobbel zijn op soortgelijke wijze tradities gevormd. De bestaande oude traditie - het samen drinken van een goed glas bier en het jaarlijks nuttigen van een feestmaal met schapenvlees - werd in 1891 geformaliseerd door de oprichting van De Bobbel. In 1966, bij het 75-jarig bestaan van de vriendenclub, werd De Bobbel verrast met een exemplaar van de Opregte Maastrichter Almanak van 1876, waaruit bleek dat het verhaal van vereniging terugging tot 1575.

Afbeelding rechts:

Afb. 6: Susserweg 1-3, anno 2024. In het linker gedeelte (Susserweg 1, aan de achterkant uitgebreid met een zaal) is Restaurant Prix de Rome gevestigd. Het rechter gedeelte is verbouwd tot woonhuis Susserweg 3.

Zo kreeg De Bobbel de waarde van een kostbaar stuk oud cultuurgoed. Het respect daarvoor werd versterkt door rituelen die het leven van de Bobbel releveerden. Het bereiden en garen van het schapenvlees kreeg nieuwe zorg en aandacht; de zegening van de Bobbel werd ook na de onthulling herhaald; de jaarlijkse kransomlegging werd een vaste waarde. Daarnaast ontstonden nieuwe gebruiken of werden oude in ere hersteld, zoals het drinken van ’t sjèlke (een drankje vervaardigd met citroenschil) en het openen en sluiten van de vergaderingen met de christelijke groet. Oude verhalen over nachtelijke bijeenkomsten in een nu ingestort deel van het gangenstelsel Cannerberg werden in een nieuw kleed gestoken. Deze rituelen en verhalen onderstreepten het historisch belang van De Bobbel als vereniging en versterkten bij de leden de onderlinge band.

In een boekje met Maastrichtse mythen, samengesteld door Ingrid Evers en Pierre Ubachs, wijzen zij erop dat de geschiedschrijving verschillende gezichten toont. Zo is er naast de stadsgids die zijn of haar rondleiding met enige fictie kruidt, de ernstige onderzoeker die aan de hand van de feiten sober verslag doet van zijn of haar bevindingen. ‘Het zijn twee kanten van een en dezelfde medaille: de warme, kritiekloze liefde voor de vaderstad en de verstandelijke belangstelling voor de eigen woonplaats met haar rijke verleden’.(17) De historicus kiest natuurlijk voor de waarheid van de feiten, maar zal niet willen ontkennen dat de mythen gekleurd worden door warme liefde voor de eigen stad en haar rijke verleden. Dat geldt niet minder voor de mythe van De Bobbel, - die bijzondere, op één na oudste vereniging van Maastricht,(18) waarvan de historie in de voorgaande bladzijden beschreven is.(19) 

   
Bron: Artikel uit De Maasgouw, Jaargang 143, 2024, 2 blz 67 door Lou Spronck, archief Jacques Kerkhofs.

NOTEN

(1) De Maasgouw 6 (1884) 989; ook opgenomen in: Jef Leunissen, Van Wilre tot Wolder. Uit het verleden van het hoofddorp van de voormalige Vroenhof (Maastricht 1978) 16.

(2) Het is niet duidelijk wanneer er in het Pannenhuis voor het laatst bier werd gebrouwen: in 1870, toen de laatste brouwer Marres (Michael Hubertus) overleed, of in 1887, toen het Pannenhuis verkocht werd aan likeurstoker Victor Chambille. Zie E.C.W.L. (Boed) Marres, Marres, een Maastrichtse brouwersfamilie (Nijmegen 2023) 99.

(3) Jacobus Simon Theunissen (1833-1910), zoon van de Noorbeekse hoefsmid Johannes Theunissen (1805-1883), trouwde, na de vervulling van een vijfjarige militaire diensttijd, op 16 april 1860 met Maria Anna Hubertina Olieslagers (1838-1927), natuurlijke dochter van Elisabeth Olieslagers (1811-1882). De grote erfenis die Hubertina na de dood van haar moeder ontving, werd gebruikt voor de bouw van het pand Susserweg 1, dat in 1883 op de plaats van zijn kleinere voorganger verrees. De sluitsteen van de boog boven de schuurpoort bevat de inscriptie S T / H O / 1883.

(4) In De Nieuwe Limburger van 19 juni 1957 meldt Quirinus Theunissen, kleinzoon van Jacobus Simon Theunissen, dat zijn nering toen honderd jaar oud was.

(5) Exploitant van de tramlijn was de Belgische Nationale Maatschappij voor Buurtspoorwegen NMVB. Er reden zes trams per dag, ook voor vervoer van goederen. De Duitse inval op 10 mei 1940 betekende het einde van de tramlijn. Uitvoerig over deze railverbinding: Paul van den Boorn, ‘Trams in Maastricht’, in: Op de rails 2023, nr. 1, 34-38, i.c. 36; nr. 2, 89-95, i.c. 92, 94. Zie ook: A.H. Jenniskens, Pak de bus. Openbaar vervoer in Maastricht 1884- 1994 (Maastricht 1995, Vierkant Maastricht deel 23) 25-27.

(6) Die centrale functie heeft de zaak tot in onze tijd behouden. In 1986 was het café clublokaal van Fanfare St.Servatius, Ontspanningsvereniging De Bobbel, Sportclub Biesland, Kanarievereniging Kleur en Zang, Damvereniging Maastricht, en Karnavalsvereniging De Bronwater Zoepers. Zie: Straatfeest Cannerweg 21 juni 1986 (SB Maastricht, signatuur Br C 1784).

(7) In het Ierste Mestreechter kookbook (3e druk(Geulle 1999) 19) geeft Jo Caris het recept voor ‘dikke reubesop’ (voor 4 personen). Behalve 2 kilo rapen en 1 kilo aardappels wordt daarin ¾ kilo schapenvlees verwerkt.

(8) Tenzij anders vermeld, komen de gegevens over De Bobbel uit: 1. de programmaboekjes die verschenen bij de jubilea in 1977 (400 jaar), 2001 (425 jaar) en bij de onthulling van het Bobbelmonument in 1994; 2. de in het verenigingslokaal (nu Theresiaplein 18) bewaarde statuten; 3. krantenartikelen, met name in De Limburger van 30 maart 1984, 22 september 2001, 17 mei 2011, 8 september 2021; 4. herinneringen van Louise Theunissen (1909-1999); 5. Bij familieleden Theunissen bewaarde stukken en foto’s.

(9) Dit ‘archiefstuk’ is een getypt afschrift. Samen met andere papieren, knipsels en drukwerken wordt het bewaard in een doos in het huidige verenigingslokaal (Theresiaplein 18). Een Bobbel-archief bestaat niet; een geordende verzameling Bobbel-stukken is door niemand aangelegd.

(10) Limburger Koerier, 7 februari 1905, 8 mei 1909.

(11) De gegevens over de Kunst en Zandvormers zijn ontleend aan stukken in privé-bezit van Ley Theunissen, Maastricht.

(12) Over dit congres: Lou Spronck, ‘Limburg en de Nederlandsche Taal- en Letterkundige Congressen. Bijdragen uit de periferie, 1849-1912', PSHAL 156 (2020) 159-207, i.c. 174-183.

(13) Op dit merkwaardig congres werd al eerder geattendeerd in: Lou Spronck, ‘De Opregte Maastrichter Almanak (1802)-1914. D’n Hónderdjäörige’, De Maasgouw 78 (1959) 137-146, 173-182, i.c. 180.

(14) Mopertingen ligt tussen Veldwezelt en Bilzen.

(15) ‘Triene met de plank’ behoort tot het gilde van vrouwen die in de cafés hun delicatessen aan de man brachten. Zij verkochten broodjes, worst, garnalen, karkollen [bereide wijngaardslakken] en noten en verlootten eieren door bezoekers op een plankje met nummers te laten intekenen. Charles van der Noordaa, sprekend over vrouw Polman in café Prick in de Helstraat, schrijft: ‘Ieder oogenblik was de plank vol. Men kocht er ad 2 cent een gesmeerd broodje bij, en zóó zijn daar tienduizendtallen van eijeren verslonden’. Lou Spronck, ‘De herinneringen van Charles van der Noordaa’, PSHAL 147 (2011) 112-113.

(16) Zie: Eric Hobsbawn and Terence Ranger. The Invention of Tradition (Cambridge University Press 1983, ninth edition 1993) 1-14 (Eric Hobsbawn, ‘Introduction: Inventing Traditions’); 15-41 (Hugh Trevor-Roper, ‘The Invention of Tradition. The Highland Tradition of Scotland’).

(17) Ingrid Evers en Pierre Ubachs, Maastrichtse Mythen (Maastricht 2003) 10-11.

(18) Met een in 1408 door de Stedelijke Raad vastgesteld reglement mag de handboogschutterij Sint-Sebastianus zich de oudste noemen. In 1580, na de verovering van de stad door de Spanjaarden, werd ze officieel opgeheven, maar bleef als slapende vereniging voortbestaan. In 1810 werd ze heropgericht. Eeuwenlang was Wijck haar biotoop. Het huidige schietterrein is de weide aan de voet van fort Sint-Pieter. Zie: J.M. Nuijts, ‘De voormalige schuttersgilden te Maastricht’ (27 afleveringen), De Maasgouw 13 (1891), 14 (1892), 15 (1893); Piet van Kempen, De Calepin III van oud Sint-Pieter (Maastricht 1990) 81-88; Henk Thewissen, De gezworen schutterijen van Maastricht 1374-1579 (Valkenburg aan de Geul [2008]) 41-44, 226, 256.

(19) Met dank aan Sjef Theunissen voor zijn bemiddeling bij familiale contacten en aan Frank Hovens voor zijn opmerkingen bij de conceptversie van dit artikel.

 

Aonvaank