Dominicanerkerk,
Dominicanerplein 1.
Mergelstenen kerk uit de 13e eeuw. Noordelijke zijkapel uit de 14e
eeuw. Zuidelijke zijkapel uit de 15e/17e eeuw. Tot de komst van de
Fransen in 1795 kloosterkerk van de Dominicanen. Daarna in gebruik
als magazijn, concert- en tentoonstellingsruimte, feestzaal en
fietsenstalling. De kerk werd in 2005/2006 gerestaureerd en is
daarna als boekhandel Selexyz Dominikanen in gebruik genomen. De
restauratie van het grote middeleeuwse fresco (1337) in de
noorderbeuk, met voorstellingen uit het leven van Thomas van Aquino.
Deze oudste muurschildering in Nederland is in 1861 ontdekt door
Victor de Stuers. Op de gewelven overblijfselen van schilderingen
uit 1619 van de hand van de monnik Jan Vasoens.
Die, zij het zeer geschonden, voor
een deel bewaard zijn gebleven.Kloostergebouwen
zijn voor het grootste gedeelte afgebroken ten behoeve van de bouw
van het Stedelijk Gymnasium (1887), dat vervolgens moest wijken voor
de bouw van het winkelcentrum Entre Deux (1969, 2006). Links van de
kerk resteert een fraaie renaissance krulgevel uit 1663.
De
Dominicanenkerk zou Nederlands eerste gotische kerk zijn. De kerk
is, in elk geval, een der allereerste in het land en wellicht de
eerste in Maastricht in de stijl der gotiek. Een zuiver vroeggotisch
kerkgebouw, een lichtend exempel van de gotiek in de Maasstreek en
een typisch voorbeeld tegelijk van een bedehuis van een
bedelmonnikenorde, dus zonder een westtoren en een kruisbeuk. En met
nog, ook als unicum, in de noordelijke zijbeuk muurschilderingen uit
1337 die in hun genre de oudste zijn in het land. Ze stellen de H.
Maagd voor, Sint Thomas en taferelen uit de geschiedenis van de
10.000 martelaren.
De Dominicanenkerk dateert uit ongeveer 1261. Dat de kerk wel eens
ouder wordt geschat is niet zo verwonderlijk. Dertig jaar eerder
immers, in 1231, hadden enkele Predikheren, op doorreis naar Luik,
in de stad gepreekt. Waarbij zij zoveel response en respect bij de
Maastrichtenaren opriepen, dat de paters werd gevraagd hier een
klooster te stichten. Ridder Adam van Haren, voogd over Maastricht
als vertegenwoordiger van de hertog van Brabant, schonk de
Predikheren zijn huis 'De Poort van Haren' geheten en gelegen aan de
Hochterpoortstraat, dat is de tegenwoordige Spilstraat. De paters
werd toen, in 1261, toegestaan een klooster met een voorlopige kapel
te bouwen, daartoe vooral in staat gesteld door de vele giften van
ingezetenen. Om dan zes jaar later, in 1267, een nieuwe grotere kerk
op te richten, dicht tegen de oudste stadsomwalling uit de 13de eeuw
aan. De kerk, van mergelsteen op een voet van kolenzandsteen, kwam
tegen 1280 gereed. Bisschop Franciscus van de Orde der Predikheren
wijdde de kerk -alsmede het hoogaltaar ter ere van Sint Paulus -op
29 september 1294 plechtig in. In 1309 al kwam er aan de noordkant
van het koor een kapel bij. Aanvankelijk toegewijd aan Sint
Catharina maar later de kapel van Sint Marculphus of Sint Markoen
genoemd.
Nadat
de Spanjaarden Maastricht hadden heroverd werd de voorgevel van de
kerk, in 1606, op kosten van de stad hersteld alsook, later, de
kruisgang. Die evenals het archief en de welvoorziene bibliotheek
van de paters zwaar door brand was geteisterd toen, in 1577, de
Staatse troepen er verschrikkelijk hadden huisgehouden. Tegelijk met
de restauratie van de kerk werd het koor aan de zuidzijde opnieuw
vergroot en wel ter plaatse van de Onze Lieve Vrouwekapel. Die uit
1350 zou dateren doch pas voor het eerst in 1445 wordt vermeld.
Twee Predikheren hebben zich voor hun kerk als het ware onsterfelijk
verdienstelijk gemaakt. Prior Dominicus Nullens, zoon van
welgestelde Maastrichtenaren, besteedde in 1617 zijn vermogen aan
herstelwerkzaamheden, kocht geroofde goederen terug en verrijkte de
kerk met altaren, een oxaal en een preekstoel. Een andere Dominicaan
uit die dagen, die elke Maastrichtenaar al is het maar van naam
kent, is broeder Franciscus Romanus. Vooral en voor altijd bekend
geworden door zijn herbouw, in 1684, van de eerste boog van de Sint
Servaasbrug en later als bouwmeester van de Franse koning Lodewijk
XIV. Romanus -die in Maastricht novice was geweest -ontwierp in 1728
een, zij het nooit uitgevoerde toren voor de Dominicanenkerk in
plaats van de bouwvallig geworden dakruiter, verfraaide het
interieur met koorgestoelte, schonk kasten aan de
kloosterbibliotheek -die later in het stadsarchief zijn terecht
gekomen -en liet ook allerlei restauraties voor zijn rekening
uitvoeren. Het Predikherencomplex ontkwam al evenmin aan de
desastreuze gevolgen van de Franse belegeringen. De Dominicanen
behoorden zelfs tot de eerste kloosterlingen die de stad moesten
verlaten. Hun klooster viel ten offer aan de ene afbraak na de
andere. Terwijl de kerk -van 1797 tot 1804 - nog was gebruikt door
de parochianen van Sint Johannes de Doper, die de Sint Jan immers
aan de Hervormden hadden moeten afstaan, werd de in het jaar 1798
jaar opgerichte Centrale School in het klooster gehuisvest. Kort
daarna de municipale Ecole secundaire, later het Koninklijk Atheneum
en toen het Stedelijk Gymnasium en de Gemeentelijke HBS, die
tenslotte tot het Stedelijk Lyceum werden samengevoegd. Van het
klooster waren nog slechts twee vleugels over toen dit gerenommeerde
onderwijsinstituut zich uit het centrum van de stad terugtrok. Om
dan -nadat het uit 1887 daterende schoolgebouw langs de Helmstraat
was gesloopt -plaats te maken voor wat in hartje Maastricht een
steen des aanstoots zou zijn: de Entre Deux, in eerste instantie
opgezet voor de Grand Bazar.
De kerk was inmiddels, in 1805, stadsmagazijn geworden. Nadat een
jaar tevoren het 17de eeuwse praalgraf van generaal Graaf van den
Berck 's Heerenberg en zijn gemalin, de eikehouten biechtstoelen uit
1660, het oxaal, de banken der broedermeesters, het tabernakel van
het Maria-altaar en het door Peter Briesger gebouwde orgel uit
ongeveer 1650 naar de Sint Servaaskerk waren overgebracht. De niet
al te jonge Maastrichtenaren weten nog wel uit eiger herinnering hoe
de Dominicanenkerk, na een grondig herstel van 1912 tot 1917 onder
leiding van architect W. Sprenger in overleg met dr. J. Cuypers,
tenslotte tentoonstellings-, vendu en concertzaal werd. Compleet met
orgel dat in 1963 naar de kerk van Scharn ging, toen het Maastrichts
Stedelijk Orkest naar de Staarzaal aan het Hendric van Veldekeplein
verhuisde. In 1971 werden de schoolgebouwen en de restanten van het
klooster afgebroken en vervangen door ‘moderne’ nieuwbouw. De
benaming ‘Entre Deux’ slaat op de ligging tussen de twee grote
pleinen, de Markt en het Vrijthof. De
Dominicanenkerk bleef expositieruimte, er vonden ziekentridua
plaats, de jeugd vierde er carnaval en de schoolkinderen in de
zomervakantie hun 'Stap in', tevens werden er slangententoonstelling
gehouden 'Serpo'. Waarna het stadsarchief er extra ruimte vond tot
de opening. In
1978, van het nieuwe bibliotheek- en archiefcentrum tussen Grote
Looiersstraat en Nieuwenhofstraat. In het begin van 1979 was de kerk
nog tijdelijk postkantoor. Daarna bleven er alleen tentoonstellingen,
de kerstmarkt en carnavalisten het gebouw bezoeken. Maar wat nu met
de Dominicanenkerk? Het allerlaatste idee dat werd geopperd was het
onderbrengen van een fietsenstalling in de kerk. Het gebouwtje links
voor de kerk is thans het enige restant -het voorste stukje van de
westelijke kloostervleugel met de barokke krulgevel uit 1663 -van
wat is overgebleven van een imposant kloostercomplex der
Predikheren. Dat eens met kerk en tuinen vrijwel het gehele terrein
besloeg tussen Grote Staat, Helmstraat, Grote Gracht en Spilstraat.
Naor Bove |
Nu
het een nieuwe bestemming heeft (een boekhandel) is er dan toch
eindelijk aanleiding voor een grootscheepse restauratie van zowel
gebouw als schilderingen.
Rutger Morelissen
(werkzaam voor het ICN = Instituut Collectie Nederland) was
betrokken bij het vooronderzoek naar de conditie van de
schilderingen.
In de Middeleeuwen is de kerk waarschijnlijk van onder tot boven
beschilderd geweest, maar gedurende de 18de eeuw is het hele
interieur witgekalkt.
In 1861 liet Victor de Stuers, die als student de schilderingen had
'herontdekt', deze kalklaag verwijderen.
Grote delen van de originele decoratie gingen verloren, maar hij
vond resten van unieke, middeleeuwse en vroeg zeventiendeeeuwse
schilderingen.
Het probleem is dat de verflaag, in het bijzonder in de gewelven,
zeer fragiel en erg vervuild is.
Het ICN besloot tot een proefrestauratie, om de beste methode voor
behoud van de schilderingen te bepalen.
De fragiele verflaag werd geconsolideerd met Paraloid B72 en daarna
gladgestreken met Melinexfolie.
Een ander probleem was het gebruik van kieselzuurester tijdens een
eerdere restauratie in 1972.
Deze laag van kieselzuurester sluit de poriën van de ondergrond af,
waardoor zich achter de verflaag vocht verzamelt wat vervolgens niet
goed wegkan.
Deze laag van kieselzuurester kan niet worden verwijderd, maar tests
toonden aan dat de negatieve gevolgen met een dunne laag van
nitro-celluloselak of Mowilith (opgelost in Isopropanol/water )
grotendeels teniet gedaan kunnen worden.
In 2005 werd gestart met de restauratie van de gewelfschildering.
De gewelven werden met behulp van Dustaway ontdaan van stof, vuil en
roet.
Ten slotte zal in een volgende fase de muurschildering uit 1337
gerestaureerd worden.
Bron: interdisciplinair tijdschrift voor conservering en
restauratie.
Vol. 7, nr. 1 (voorjaar 2006). - p. 32-36.
Het architectenbureau
Merkx + Girod
uit Amsterdam kreeg de opdracht voor het restauratieproject
Naor Bove |