Bissjopsmeule

(Bisschopsmolen)

De Bisschopsmolen :

 

gebouwd in 1609 en is van het type watermolen, en deze wordt gebruikt om de koren te malen aan de Stenenbrug nr.1, het rad heeft een doorsnede van 05,90 meter.

 

De molen werd op 19 oktober 1814 in de openbare verkoop verkocht bij gerechtelijk bevel. De nieuwe eigenaar was Entiene Antoine Lemair, deze verkocht de molen met de aanpalende huizen links en rechts in 1846 aan Pieter Willem Lemaire. Deze was een vermogend man en bezat in Maastricht o.a.

 

Een grutterij, een huis met tuin aan de Regtstraat, de grutterij werd in 1847 van stoom voorzien.

Een graan – en volmolen met fabriek en twee huizen met tuin aan de Vijfkoppen.

Een graanmolen aan de Steenenbrug en twee huizen en plaats.

In Luik bezat hij nog een stoommolen met acht koppels maalstenen en een koppel   grutstenen met builen, graanreinigers e.d..

 

De Bisschopsmolen. (Geschiedenis)

De verdwenen Hertogsmolen en de nog bestaande Bisschopsmolen ontlenen hun naam aan de hertog van Brabant en de bisschop van Luik, die beiden Heer van Maastricht waren. Zij oefenden het bestuur uit en hadden er rechten en plichten. Hertog Godfried van Bouillon verpandde een deel van zijn bezittingen, waaronder een watermolen te Maastricht aan de bisschop van Luik voor de financiering van de Eerste kruistocht. Daarbij was bepaald dat indien hij niet van de kruistocht zou terugkeren, de verpande bezittingen aan de bisschop vervielen. De hertog stierf ongehuwd en kinderloos te Jerusalem in 1099. De molen ging toen over op de bisschop van Luik en wordt sindsdien de Bisschopsmolen genoemd.

In 1442 werd de Bisschopsmolen door het brouwersgilde van de Armentafel van de Heilige Geest overgenomen; de Hertogsmolen kwam in 1445 in het bezit van dit gilde.
In 1426 ontving het gilde de ‘Moutmolen van de hertog’ in erfpacht. De Maastrichtse brouwers waren vanaf die tijd verplicht op deze banmolens hun mout te laten malen.
Gemalen mout mocht op straffe niet meer in de stad worden gebracht. Drie en een halve eeuw werden de molens door de brouwers geëxploiteerd.
Op 10 november 1795 werden de gilden opgeheven en hun eigendommen, waaronder de twee molens, door de Franse republiek in beslag genomen en als domeingoederen openbaar verkocht.
Aan die gildeperiode herinnert de fraaie fronton in de voorgevel van de Bisschopsmolen.

In 1798, ten tijde van het Franse Bewind, vond de verkoop van de domeinmolens plaats, die afkomstig waren van de 'Societe' des Brasseurs', alsmede van een schorsmolen in de Grote Looierstraat, die afkomstig was van het looiersgilde. De Hertogsmolen, gelegen aan de ingang van de naar hem genoemde straat 'Achter de Molens', werd op 2 mei van dat jaar gekocht door Jan of Jean Theodoor van Gulpen, zijn broer Jean Tilman van Gulpen en Guillaume Dominique of Willem Dominicus Daemen.
Hoewel Daemen geen onbekende naam als moleneigenaar had, zal vooral notaris Jan Theodoor van Gulpen een bijzondere naam of reputatie krijgen in het verwerven van domeingoederen bij openbare verkopen in de Franse Tijd.

Later werd P.M.J. Lenaerts als eigenaar van beide molens vermeld.
In 1819 verkochten Lenaerts en mede-eigenaren bij akte van 15 juni een mout- en graanmolen met aanhorige gebouwen in de Koestraat, dit is de Bisschopsmolen, aan Stephanus Antonius of Stephan Antoon Lemaire en de Hertogsmolen, eveneens een mout- en graanmolen, aan Quirinus Scheepers, een landbouwer die in de buurtschap Biesland van Oud-Vroenhoven woonde.
Hij wordt ook Schiepers genoemd, hetgeen waarschijnlijk een dialectische verbastering is.

Pieter Willem Lemaire liet ook de Bisschopsmolen als pelmolen inrichten en vroeg in 1847 aan het provinciaal bestuur toestemming voor de plaatsing van een stoommachine.
De molen werd in het midden van de 19e eeuw aangedreven door een houten waterrad met een middellijn van 6,00 m. en een breedte van 0,90 m..
De schoephoogte was, zoals bij de Hertogsmolen, klein en bedroeg 0,36 m..
In de stuw bevonden zich naast de maalsluis twee losopeningen.
Zoals later bleek, was het verval op de noordelijke Jekertak niet bijzonder groot en bedroeg bij de molen vaak niet meer dan 1,00 m..
Het houten waterrad ontwikkelde geen groot vermogen, zodat de waterkracht voor een zwaar bedrijf als het pellen van gerstvaak onvoldoende was.

Na het overlijden van Pieter Willem Lemaire - zijn broer Stephanus Antonius Lemaire was eveneens overleden - liet Catharina Mares, de weduwe van Pieter Willem Lemaire, wonende in Wyck-Maastricht op 29 oktober 1847 door notaris Matheus Hubert Haenen een akte van deling zonder overbedeling opmaken van het vermogen.
Zij deed dit om geschillen na heden en na haar dood tussen haar zeven kinderen of verdere nakomelingen te voorkomen.
De Bisschopsmolen en de stoomgrutterij aan de Regtstraat met de aanpalende huizen werden toegewezen aan Hubertus Michaël Lemaire, gehuwd met Marie Therese Stephanie Devaux.

Na enige jaren gepeld te hebben, kreeg Lemaire in 1851 van het provinciaal bestuur de opdracht de molen buiten werking te zetten vanwege de geluidshinder, die de omwonenden van de installatie ondervonden.
Na het aanbrengen van de nodige voorzieningen mocht het pelbedrijf worden voortgezet.
De stoomgrutterij met aanhorigheden verkocht hij vijf jaar na de deling aan Hubertina Catharina Lemaire te Wyck-Maastricht.
In 1869 kocht hij de grutmolen weer terug en verkocht hem twee jaar later aan de Maastrichtse fabrikant Jean Marie Pagnier en zijn echtgenote Adele Alexandrine Dufour.
Pagnier liet de molen met een groot huis, dat ernaast stond, op 25 september 1872 door notaris Dumoulin openbaar verkopen.
De molen lag achterop het erf en was ingericht met drie koppels stenen, vier builen en reinigingsmachines voor het schonen van tarwe; over grutten werd toen niet meer gesproken. De nieuwe eigenaar werd Pierre Francois Hubert Linot en zijn vrouw Marie Jeanne Paulus.

De molen bleef nog zes jaar in bedrijf en werd toen opgeheven.
Bij de Bisschopsmolen werd in 1864 het aanpalende huis aan de linkerzijde bij de molen getrokken.
Daarin werd de stoommachine geplaatst, die sedert 1847 als hulpkracht werd gebruikt.
De machine zou tot 1871 in dienst blijven, waarna hij door de firma Pagnier & Fils uit Maastricht naar Wijk werd overgebracht om daar als drijfkracht voor de stoommolen te dienen.
In 1883 werd de Bischopsmolen met aanhorigheden na het overlijden van Hubertus Michael Lemaire geërfd door zijn minderiarige zoon, Jules Armand genaamd; zijn moeder kreeg het vruchtgebruik.
Beiden verhuisden daarna naar Luik.
Jules verkocht de molen met de huizen in 1891 aan Willem Hubertus Peusens, die in 1884 pachter van de molen wordt genoemd.
In 1915 vestigde hij zich te Eijsden Vroenhof en verkocht de molen in 1920 aan de gemeente Maastricht, die hem in hetzelfde jaar verhuurde aan Peusens.
In 1923 kwam Frans Crijns op de molen.
In 1924 werd een nieuw geklonken ijzeren waterrad gehangen met een middellijn van 6,00 m. en een breedte van 0,92 m..
Tevens werd een gemetselde krop aangebracht.


Het rad werd gebouwd door G. Schrijnemakers, constructeur, die destijds aan de Havenstraat te Maastricht gevestigd was.
In die tijd had de molen een maalstoel bestaande uit gietijzeren kolommen, waarin een ijzeren gangwerk werd geplaatst.
Rond het spoorwiel lagen driekoppels maalstenen, waarvan er thans nog twee over zijn: het rechter en het voorste koppel.
Het rechterkoppel stenen wordt door een apart drijfwerk, bestaande uit een as en een conische tandwieloverbrenging, aangedreven door een elektromotor.
Deze aandrijving werd eveneens omstreeks 1924 geplaatst.
Het voorste koppel stenen werkt nog op waterkracht.
De koningsspil is verjongd doorgetrokken en drijft met een conischetandwieloverbrenging de luiwerkas aan, die met een riem met spanrol het luiwerk op de tweede zolder aandrijft.



Gezien vanuit de Koestraat heeft men niet de indruk dat het gebouw, opgetrokken uit baksteen en mergel, een molen is.
Opvallend zijn de fraaie ingangspartij, de grote gedeelde ramen met de hardstenen lijsten en de versiering bovenaan de gevel als laatste herinnering aan het machtige brouwersgilde.
Het zijn symbolen van twee roerstokken en een stuikmand, eens belangrijke attributen in de bierbrouwerij.
Roerstokken, links en rechts staande met de onderzijde schuin naar boven gericht, werden gebruikt om het beslag van moutmeel en warmwater in de werkkuip te roeren.
Het beslag moest goed en langdurig geroerd worden om homogeen te worden, waardoor het mout geen gelegenheid kreeg uit te zakken.
Als het beslag ongeveer een uur getrokken had, werd het afgefilterd.
Een van de manieren die daarvoor in de 14e tot 17e eeuw werden toegepast, was het gebruik van een stuikmand.
Hij werd met de opening naar boven in het beslag gedrukt waardoor de vloeistof - de wort genaamd - door de nauwe spleten in de mand liep.
De mand werd dan leeggeschept of leeggepompt.
Ruim tien jaar geleden was de 17e eeuwse achtergevel en het waterrad rondom ingebouwd.
Op het einde van de jaren zeventig werd de hoek gerenoveerd
Er ontstond een pittoreskpleintje, de Bisschopsmolengang genoemd, van waaruit men nu zicht op de achterzijde van de molen heeft.

Naor Bove

Bisschopsmolen

Midde in de stad n meule mèt historie
die dao al in de zevende iew stoond!
Zie drejt nog altied in volle glorie
aongedreve door de Jeker roond


D'n tand des tieds heet zie doorstande
door alle iewe heen.
Ze deit us noe nog "watertande"
es me häör lekkernije heet gezeen


Zouw zie tege us kinne praote
kraoge veer God wèt wat te hure...
Mèt häör is us gans get naogelaote
't puur natuur zoonder kure

 

Lieke Konings

 

 

Gevelstenen aan de achterzijde van de molen:

De Bisschopsmolen heeft ook twee stenen aan de achterkant. De stenen zijn boven de ramen. Op deze stenen staan de namen van molenaars.

De bovenste Wolter van Avst en op de onderste steen staat de naam Anton Cloett gegraveerd.

 

Naor Bove

De Bisschopsmolen(Anno2009): De Bisschopsmolen is de oudste, nog werkende watermolen van Nederland met een eigen bakkerij in hartje Maastricht. Hier bewijzen we dagelijks dat broodbakken een kunst is. En dat een heerlijke vlaai alleen gemaakt kan worden met liefde, én met de allerbeste streekproducten. Als u wilt, leren we u ook enkele fijne kneepjes van het vak. In de molen maakt u kennis met het ambacht van de molenaar en ziet u hoe we van het oergraan spelt, meel maken. Tenslotte is de Bisschopsmolen ook dé plek voor een leerzaam en lekker kinderfeestje, of een smakelijke, zakelijke bijeenkomst. U ruikt, ziet en proeft de ambachten.

Een watermolen met historie: De Bisschopsmolen bestaat al sinds de zevende eeuw. Vanaf de elfde eeuw heeft het de huidige naam. Deze watermolen aan de noordelijke Jeker was toen eigendom van Godfried van Bouillon, die de molen aan de Luikse Prinsbisschop verpandde. In het begin van de vijftiende eeuw kwam de molen in het bezit van het Gilde van de Brouwers. Dat kun je nu nog zien aan het achttiende-eeuwse fronton met het embleem van de brouwers op de voorgevel. Wil je meer weten over de rijke geschiedenis van deze Maastrichtse watermolen, kom dan langs voor een rondleiding of reserveer bij ons de wandeltocht langs de Maastrichtse molens. Of kijk op de Nederlandse molendatabase.

In ere hersteld: De watermolen is in 2004 volledig gerestaureerd, waarbij het authentieke karakter van de molen nauwelijks is aangetast. Ook is de oorspronkelijke kleurstelling van de gevel hersteld. Op 16 februari 2005 werd de Bisschopsmolen feestelijk heropend.

De molen draait weer: De Bisschopsmolen is weer volop in bedrijf. Elke dag malen we hier speltgraan, dat we van boeren uit de omgeving betrekken. Onze maalproducten leveren we aan Gulpener. Die gebruiken dit voor hun ambachtelijke Korenwolf. Je kunt de molen bezichtigen van dinsdag t/m zaterdag van 9:30 tot 18:00 uur en op zondag van 11:00 tot 17:00 uur. Voor op de site te komen van de Bisschopsmolen klik op één van bovenstaande foto's.

Bron:  Website Bisschopsmolen, Zicht op Maastricht, Wikipedia, Molen database, RijksmonumentenTheo Bakker, MestreechOnline, Foto: MestreechterSteerke, Rijksmonumenten

eine terök