|
Philips Tobaksfebrik (Philips Tabaksfabriek) |
Philips Tabaksfabriek, gelegen aan de Tongerseweg 57 is voor mij een heel vertrouwd gebouw, zelf heb ik jaren gewerkt in de EDAH die hier in de kelder was gevestigd. Op internet is hier maar weinig over te vinden. Ik was dan ook zo blij als een klein kind toen ik met Paul Berben in aanraking kwam en dat hij mijn zijn moeizaam bij elkaar gesprokkelde maar oh ze veel informatie ter beschikking stelde. Paul heeft werkelijk alles verzameld hieromtrent, ik hou me bij het Maastrichter deel. Verder heb ik deze proberen overzichtelijk in te delen: (u begrijpt het Klikken op de naam) Geschiedenis - Producten & Reclame - Gebouw - 100 Jarig Bestaan - Krantenartikelen |
|
Geschiedenis : Gebroeders Philips Maastricht: Philip Philips 1796-1883 Joseph Philips 1799-1886 Frederik Philips 1803-1892 3e generatie
In de Journal de Limbourg van 7 september 1817 – een gezaghebbende krant in Maastricht in die tijd – berichtte dat de Gebroeders Philips, zich als handelaren in ‘Hollandsche Tabak’ en onder de naam van “De Dubbele Eenhoorn” (een verwijzing naar de eenhoorn, het handels en fabrieksmerk van de fa. van Lion Philips en Gerlacus Ribbius Peletierte Zaltbommel), in de Rue de Loup op nr.981 (Wolfstraat 981), (waar later tot 1990 het dagblad ‘De Limburger’ was gevestigd) te Maastricht hadden gevestigd met een groot en kleinhandel in tabak en tabaksproducten. Joseph was toen 18 jaar en Frederik niet ouder dan 14 jaar oud. Aangenomen kan worden dat Philip Philips, met zijn 20 jaar de oudste van de drie broers in het begin de leiding had van de Maastrichtse vestiging. Het pand in de Wolfstraat fungeerde aanvankelijk als winkel. ‘Het was een typisch ouderwets winkeltje in ouden stijl met zijn koperen deksels op aarden potten, glanzend van helderheid, een huiselijk en gemoedelijk lustoord van snuif en tabak’. Reeds een aantal jaren daarna werd aan het winkelpand in de Wolfstraat een tabaksfabriek verbonden.
De ingekochte tabak werd in het begin van de 19e eeuw vooral gebruikt voor het maken van snuiftabak. Later was dat vooral rooktabak en omstreeks 1845, toen Joseph Philips inmiddels geen vennoot meer was van de Gebr.Philips en naar Brussel was vertrokken werd ook pruimtabak gefabriceerd, o.a. van het merk ‘Maastrichtsche zware B’. In 1830, na de Belgische opstand en de feitelijke scheiding van de Vereenigde Nederlanden, kampte de Firma Gebr.Philips met een omvangrijke omzetdaling door inkrimping van hun afzetgebied met als gevolg dat gevoelige verliezen werden geleden. De scheiding maakte het moeilijk, dan wel onmogelijk om hun inmiddels belangrijk geworden markt in het tegenwoordige Belgisch Limburg nog te kunnen bedienen. Frederik Philips besloot daarom naar Luik te gaan om zich van daaruit op deze markt te kunnen richten. In de Rue St.Hubert te Luik werd een filiaal gevestigd, waarvan Frederik Philips, samen met zijn zwager Louis Hartog (1799-1885) de leiding op zich nam. Joseph Philips bleef in Maastricht en heeft tot 1842 het moederbedrijf geleid.
Omstreeks 1826 openden Isaac (Jacob) Philips (1806-1890) en August Philips (1810-1890) een fabriek, de Gebrüder Philips Juniores, in Aken voor rook, kauw en snuiftabak. Hun oudere broer Philip had al in 1824 geprobeerd om daar een filiaal van het Maastrichtse bedrijf te vestigen, maar dat werd geweigerd, kennelijk omdat hij joods was. Uit het feit dat Jacob en August twee jaar later wel toestemming kregen (en uit het feit dat Isaac zich in het vervolg Jacob noemde), kan worden afgeleid dat zij intussen katholiek waren geworden. Een stap die ook andere Philipsen hebben gezet. Joseph Philips verliet de Maastrichtse zaak en vertrok naar Brussel. Louis Nijpels (1805-1853) echtgenoot van Mariane Philips (1808-1888) samen met Alexander Philips (1813-1891) de Maastrichtse directie van hem over. Louis Nijpels overleed in 1853 en vanaf dat moment was Alexander Philips de enige firmant. In 1845 werd de fabricage pruimtabak ter hand genomen, pas later die van sigaren. Philip Philips van de tabaks en sigarenfabriek Gebr. Philips te Maastricht verwierf in 1856 een octrooi op de invoering van een werktuig tot het eesten (drogen op een verhitte vloer) en drogen van tabak. Tot dusver werd aangenomen dat de toepassing van arbeidsbesparende machines in de sigarenindustrie eerst in de jaren 70 van de 19e eeuw bij de fa. Lurmans te Eindhoven had plaatsgevonden. Alexander Philips was de drijvende kracht en was een inspirerend ondernemer. Onder zijn leiding groeide de firma uit tot een onderneming van nationale en internationale betekenis. Alexander Philips was een opgewekte en humoristische persoonlijkheid. Mede door zijn grote neus werd hij om die reden de ‘Joed Philips’ genoemd. Onder zijn leiding kreeg de firma het vertrouwen van het grote publiek en kreeg de firma de naam dat ‘uitsluitend goede waar werd verkocht’. Een rekening de Gebr. Philips van 19 januari 1863 laat zien dat men in Maastricht zich nog van de Franse taal bedient. In het briefhoofd staat ‘Fabrique de Tabac de Philips Frères, Rue de Loup No. 2902 à Maestricht’. In 1876 werkten er 90 mensen.
In 1879 vertrok Alexander bij de Maastrichtse vestiging, mede om voor zijn zieke dochter (zijn enig kind) te gaan zorgen. Tussen de Maastrichtse en Luikse Philips vestigingen hebben tot dan toe nauwe betrekkingen bestaan. De jongste zoon van Frederik Philips (1803-1892) uit Luik, Edouard Philips (1849-1904), die al sinds 1870 in Maastricht werkzaam was, kreeg daarna de leiding over de Maastrichtse vestiging. In 1883 nam de ongehuwde Edouard Philips zijn neef Maurice Lekens (die echter nimmer firmant werd) in de zaak op en trok zich in 1896 terug. Hierna vertrok Edouard naar Brussel om pas na het overlijden van Maurice Lekens in 1898 voor korte tijd terug te keren. Precies op dat moment dat de in 1897 begonnen bouw van een nieuwe fabriek in de Wolfstraat gereed was gekomen. Vermoedelijk was er onduidelijkheid over de opvolging, want de Maastrichtse Philips vestiging stond bijna een jaar onder toezicht van de werkmeester Robeerts. |
|
Inkopen van Tabak 19e eeuw: Om te kunnen begrijpen onder welke omstandigheden in het begin van de 19e eeuw gewerkt werd is het volgend verhaal over de manier waarop Joseph Philips zijn tabak ging inkopen relevant. Hij kocht zijn tabak in Bremen en ging daar op zijn paard naar toe. Aan de zadelknop hing een zak met geld (rijksdaalders), dat in verband met het gewicht gelijk was verdeeld over de linker en rechterzijde van de zadelknop. De reis per paard naar Bremen duurde 21 dagen en onderweg kon in die tijd van alles gebeuren. Om eventuele gevaren en aanslagen het hoofd te kunnen bieden ging Joseph Philips nooit onbewapend op reis en voorzag zich van twee pistolen om allerlei overlaten van zich af te houden. De door hem gekochte tabak werd per zeilschip van Bremen naar Rotterdam vervoerd en vandaar per as (paard en wagen, treinverbinding was pas aangelegd in 1865) naar Maastricht. De tijd tussen de aankoop in Bremen en de aankomst van de tabak in Maastricht omvatte 4 maanden. |
|
In 1900 nam Louis Philips (1844-1928) de leiding van de Maastrichtse vestiging. Louis had daarvoor de leiding gegeven aan het filiaal dat zijn vader Jacob (Isaac) Philips vanuit Aken in Eitorf an der Sieg had gevestigd, maar in 1888 alweer werd gesloten. In het gedenkboek ter ere het 100 bestaan in 1917 door van H.C.Wins werd gepubliceerd staat dat Louis Philips een enorme chaos aantrof, het wordt aangenomen dat het hier voornamelijk ging met de organisatie en de administratie van het bedrijf. Louis Philips komt de eer toe om orde op zaken te hebben gesteld. Om die reden stond hij bij het toenmalige personeel in hoog aanzien. In 1905 komt de firma door koop in handen van Louis Philips en Walter Gustav Philips. Vijf jaar later, in 1910, vertrekt Louis Philips naar Brussel en vestigt zich daar, waarna Walter Philips alleen de leiding van de Maastrichtse vestiging krijgt. Louis Philips en zijn zonen Walter en Erwin Philips bleven tot 1922 deel uitmaken van de directie van het Maastrichtse bedrijf. In 1910 wordt de sigarettenfabriek van de Gebr. Philips gesticht. Erwin Bertold Philips, de jongste broer van Walter Gustav wordt daar belast met de leiding. De sigarettenfabriek bleek een florerend bedrijf. In 1915 wordt de Firma Gebr. Philips ‘gedwongen door de eisen die aan een moderne worden gesteld’ een andere ondernemings of beheersvorm te kiezen. Waarschijnlijk wordt hiermee bedoeld dat de firma kapitaal nodig had om te vernieuwen en uit te breiden. In 1916 wordt de firma dan ook omgezet in een Commanitaire Vennootschap (CV), met Walter Philips en Erwin Philips als beherende vennoten. Een jaar later wordt nog een verdere stap gedaan en op 27 november 1917 wordt de pas één jaar oude CV omgezet in een naamloze Vennootschap (NV Tabaksindustrie, voorheen Gebr. Philips). In datzelfde jaar wordt het 100 jarig bestaan van de Gebr. Philips in Maastricht groots aangepakt. Van vrijdag 7 tot dinsdag 11 september 1917 vinden tal van feestelijkheden plaats, met alle toeters en bellen die men in die tijd in een plaats als Maastricht kan verwachten. Dat de buurlanden op dat moment in staat van oorlog verkeerden was blijkbaar geen enkele hinderpaal. Voor de tabaksnijverheid waren de jaren van de Eerste Wereldoorlog niet onverdienstelijk om niet te zeggen uiterst winstgevend. Nadat de Gebr. Philips te Maastricht een NV was geworden, bestond de directie uit Walter Philips en Erwin Philips. In 1919 blijkt uit een interview dat het blad ‘Handelsbelangen’ met de toenmalige directeur W.G. (Walter) Philips, had, dat toen hij in 1905 zijn vader (Louis Philips) in de directie kwam bijstaan, de nieuwste machine dateerde van 1874.
Uit de jaarverslagen van de Kamer van Koophandel kan het volgende worden opgemaakt:
Vanaf 1904 wordt vermeld dat naast stoommachines ook gasmotoren worden gebruikt, die in 1913 blijkbaar vervangen zijn door elektrische motoren.
In 1921 was er zelfs sprake van vestigingen in Zwitserland en Scandinavië. In dat jaar wordt A.M..L. Nühn in de directie opgenomen. Een jaar later wordt hij algemeen directeur. Het bedrijf groeide zo sterk dat in 1921 een nieuwe fabriek aan de Tongerseweg in gebruik wordt genomen. Het toenmalige maandblad ‘De Nedermaas” (waarvan Fons Olterdissen medeoprichter en hoofdredacteur was in 1922), begon in 1924 met het regelmatig plaatsen van artikelen over de belangrijkste industrieën in Limburg. Het eerste artikel in die reeks ging over de Philips tabaksfabrieken en er werd veel aandacht besteed aan de nieuwe fabriek aan de Tongelseweg, ‘die gelegen was even buiten de Tongersche poort aan de hoge kant van de stad, met een weergaloos mooi uitzicht op de St .Pietersberg’. Uit dit artikel kan worden opgemaakt dat in 1924 de fabricage van pruimtabak en pruimrollen verreweg de meeste ruimten innam. Vermeld wordt dat de afdelingen waar de sigarettenfabricage en theebewerking plaatsvond een geringere oppervlakte omvatte dan die van de fabricage van pruimtabak. Wat betreft de sigarettenfabricage, die pas sinds ca 1909 plaatsvindt, wordt vermeld dat sigaretten geheel machinaal worden vervaardigd. Per dag werd anderhalf miljoen sigaretten geproduceerd. Verder verwondert de schrijver zich over de ruime werkplaatsen, de moderne machines en productiemethoden, de hygiëne die in acht wordt genomen en sociale beleid dat door de directie wordt gevoerd.
In 1925 start men met de fabricage van cigarello’s en vanaf 1927 worden sigaren geproduceerd. Op dat moment zijn 1100 werknemers in dienst. In het jaarverslag van 1940 wordt vermeld: De in de maand Mei ingetreden gewijzigde omstandigheden hadden mede het gevolg, dat de vraag naar ons product snel toenam; ook de opbrengstprijzen gaven, mede wegens de vermindering der concurentie, goede resultaten. Lang zou dat niet duren. Immers de bezetters confisqueerden meer dan zestig procent van alle tabaksvoorraden en de rest werd middels een bepaald distributiesysteem verdeeld over die tabaksverwerkende bedrijven die van de bezetter daarvoor toestemming hadden gekregen. In 1942 wordt het 125 jarig jubileum van het bedrijf gevierd. In dat jaar wordt ook de heer A.Hacking, die al sinds 1920 in het bedrijf werkzaam was, directeur van de NV Gebr. Philips. Wanneer de NV Tabaksindustrie, v/h Gebrs Philips na de Tweede Wereldoorlog de productie van tabak, sigaren en sigaretten weer hervatte is niet bekend. |
|
Begin 1949 maakte de “Tabaksindustrie Philips” de financiële resultaten bekend over het boekjaar 1948 en meldt dat die door bijzondere omstandigheden, beter waren dan in 1947. Voorgesteld wordt een dividend van 4% uit te keren aan de aandeelhouders. Begin 1956 wordt gemeld dat “Tabaksindustrie Philips” de betaling van dividend aan zijn aandeelhouder weer heeft hervat. Blijkbaar is dat een aantal jaren achterwege gebleven. De NV Tabaksindustrie v/h Gebrs Philips, keert in dat jaar 4% dividend uit aan zijn aandeelhouders. In dat jaar overtrof de vraag naar tabaksfabrikaten de productiemogelijkheden. Op de aandeelhoudersvergadering die in dat jaar werd gehouden deelde de directie mee, dat de investeringen hun nut hadden bewezen. Een jaar later wordt in de bestuursvergadering van de NV Tabaksindustrie v/h Gebrs Philips te Maastricht gemeld, dat ondanks kritiek, er woorden zijn van veel waardering en dat de (verdere) mechanisatie zijn nut reeds bewees. Op de aandeelhoudersvergadering wordt medegedeeld dat verdere mechanisatie van het bedrijf zal plaatsvinden. Weer een jaar later wordt er in het jaarverslag over 1958 van de NV Tabaksindustrie v/h Gebrs Philips bekend dat over 1958 een dividend van 6% zal worden uitgekeerd.
Op 25 april 1961 melden zowel de Tijd, als de Maasbode dat Philips Tabak tot fusie bereid is. Vermeld wordt dat de aandeelhouders teleurgesteld zijn over de povere resultaten in 1960. Geadviseerd wordt om te fuseren. De directie reageerde daarop met de mededeling dat dan een geschikte partner gevonden moet worden. Ook wordt nog medegedeeld dat de omzetten van de verschillende tabaksfabrikanten over de eerste 4 maanden van 1961 iets beter waren, maar dat de resultaten daarvan weer te niet zijn gedaan door loonsverhogingen die dat jaar plaatsvonden. Begin 1962 publiceert De Nieuwe Limburger onder de kop van “Tabaksindustrieën gaan samenwerken”, dat de directie van de NV Tabaksindustrie en de sigarenfabriek Velasques te Meerveldhoven bij Eindhoven en de Duc George sigarenfabrieken NV in Zeelst dat de besprekingen om tot een nauwere samenwerking te komen in een vergevorderde stadium verkeren. Halverwege 1962 wordt duidelijk dat zich een fusie zou voltrekken tussen de NV Tabaksindustrie v/h Gebrs Philips en de Sigarenfabriek Velasques te Meerveldhoven bij Eindhoven Eindhoven en de Duc George sigarenfabrieken NV in Zeelst. De kerf- en pruimtabak afdeling zal als zelfstandige afdeling van Philips in Maastricht blijven. Verder wordt vermeld dat er 100 personeelsleden worden ontslagen en dat daarvoor besprekingen worden gevoerd met de Ned. Kath. Tabaksbewerkersbond. Omdat ook wordt aangegeven dat verdere doorvoering van de mechanisatie plaatsvindt, is het moeilijk om te verklaren waarom 100 personeelsleden de laan uitvliegen. In 1962 ontstaat de zgn Philips-combinatie met de Velasques sigarenfabrieken te Meerveldhoven en de Duc George sigarenfabriek NV in Zeelst en de NV Sigarenfabriek ‘La Bolsa’, voorheen S.J. Boele in Kampen. De heer A. Hacking werd toen al lid van het bestuur van deze combinatie. Één jaar later in 1963 verdwijnt de NV Tabaksindustrie geheel uit Maastricht omdat de productie wordt overgeplaatst naar Meerveldhoven. Ook vindt dan nog een directiewijziging plaats bij Philips Tabaksindustrie te Maastricht.
In 1967 besloot de raad van Bestuur van NV Philips Tabaksindustrie v/h Gebrs Philips zijn vestiging in Maastricht te sluiten. Het bedrijf werd daartoe min of meer gedwongen omdat men er in die jaren (ondanks de vele pogingen daartoe) niet in slaagde voldoende personeel aan te trekken dat geschikt was voor de sigarenindustrie. Om toch daarin te kunnen voorzien was men genoodzaakt werknemers uit België aan te trekken. Dit bracht echter extra kosten met zich en leverde problemen op voor de continuïteit van de producten, omdat veel werknemers van ver moesten komen. Dit heeft ertoe geleid dat de NV Philips Tabaksindustrie, v/h Gebrs Philips de productie meer en meer moest concentreren in het hoofd bedrijf te Meerveldhoven en in de nevenvestiging in Geel in de Belgische Kempen. Door de aanwezigheid van veel voor de sigarennijverheid bekwame werknemers kon de vestiging in Geel uitgebreid worden, zodanig dat daar het vijfvoudige kon worden geproduceerd dan wat oorspronkelijk het geval was. In de loop van 1965 en 1966 werden poductieafdelingen in Kampen (La Bolsa) en Schayk gesloten. In 1967 was de productie capaciteit in Meerveldhoven en Geel zodanig opgevoerd, dat de activiteiten in het onrendabele, te kleine vestiging in Maastricht naar deze vestiging kon worden overgebracht. Voor de NV Phiips Tabaksindustrie, v/h Gebrs Philips zou deze reorganisatie en concertatie van de productie aanzienlijke kostenbesparingen opleveren. Op dat moment waren in Maastricht 85 Nederlandse werknemers in dienst en 70 Belgische, meestal gehuwde vrouwen. Daarnaast waren daar no 17 werknemers aan het werk als leidinggevend en administratief personeel. Met de betrokken vakorganisaties waren al in een vroeg stadium afspraken gemaakt over de personele gevolgen van deze reorganisatie, o.a. over een goede afvloeiingsregeling.
In december 1970 verscheen een artikel onder de kop ‘Sigarenindustrie bijna geheel in buitenlandse handen’, waarin met name aandacht wordt besteed aan de op dat moment op handen zijnde overname van Philips Tabak door Henri Wintermans te Eersel, onderdeel Britisch American Tobacco Co. Ltd. (BAT). Het betreft een artikel dat grotendeels werd overgenomen uit het dagblad ‘De Tijd’. Philips Tabak was een reeds eerder ontstane combinatie van de NV Philips v/h Gebrs Philips te Maastricht met de Valesques sigarenfabrieken te Meerveldhoven en de Duc George sigarenfabrieken NV in Zeelst en de NV Sigarenfabriek ‘La Bolsa’ voorheen S.J.Boele in Kampen inmiddels is gaan heten (met de merken Valesques, Martinez, Duc George, Uiltje en Wascana). De overname van Philips Tabak door Henri Wintermans betekende in feite dat Philips op dat moment zou toetreden tot het grote Britse tabaksconcern Britisch American Tobacco. De aangekondigde fusie was eind 1970 de eerste waarbij de fusiegedragsregels van de SER in acht werden genomen. Zo waren de vakorganisaties al in een vroeg stadium ingelicht over de besprekingen. De Philips Tabak-groep had in de voorgaande jaren, gepaard gaande met flinke verliezen diverse ingrijpende reorganisaties doorgemaakt, waarbij enkele bedrijven werden gesloten en niet voorkomen kon worden dat tot ontslag van personeel overgegaan moest worden. Eind 1970 waren er nog twee grote productiebedrijven, één in Veldhoven en één in het Belgische Geel. De felle concurrentie op de Nederlandse en internationale markt, alsmede de tegenvallende financiële resultaten hadden Philips Tabak ertoe gedwongen om de fusiegesprekken aan te gaan. Uit het jaarverslag 1970 van de NV Phiips Tabaksindustrie, v/h Gebrs Philips kan worden afgeleid dat 1970 van beslissende betekenis is geweest voor dit concern. Over de voorafgaande jaren 1967, 1968 en 1969 moest men steeds verliesgevende resultaten rapporteren. Een aantal doorgevoerde reorganisaties gaven wel een tijdelijke oplossing, maar waren door allerlei tegenwerkende factoren op den duur niet voldoende om uit de problemen te komen. Daarom werd de knoop doorgehakt en verkocht de NV Philips Tabaksindustrie, v/h Gebrs Philips aan de Britisch American Tobacco Co. Ltd. (BAT) te Londen en staakte haar productieactiviteiten. De transactie met de BAT hield in dat NV Philips Tabaksindustrie, v/h Gebrs Philips aan de BAT in eigendom zou overdragen:
|
|
Filmpje op YouTube, geweldige tijdsweergave, oude beelden Maastricht en de Fabriek van de Gebr. Philips. |
|
Bron: Paul Berben, Site Olterdissen, Historische Encyclopedie Maastricht, Ach Lieve Tijd, Jaarboek SNT 2007, Het Philipstabaks-imperium door Bert Bohnen,foto's boekje 'regels van het voetbal' uitgebracht iov gebr.Philips, YouTube, Historische Kranten. |