Geschiedenis van de

Maastrichtse Wapenfabricage

 

De wapenfabricage beleefde haar bloeitijd in de 17e en de 18e eeuw en eindigde ca 1750. De harnasmakers waren voornamelijk actief in de Sporenstraat,burgers van de stad moesten zich voorzien van een harnas en wapen voor het verdedigen van de stadswallen, de dienst in het middeleeuwse stadsleger en het verrichten van politietaken, zoals wacht lopen, vervolgen van misdadigers. De harnassen uit Keulen en de Nederlanden hadden geen goede naam, wat misschien ook gold voor het Maastrichtse fabrikaat. In de 19e eeuw werd de productie van wapens hervat. De productie tijdens Ancien Régime was in hoofdzaak assemblage van wapens uit elders gekochte onderdelen zoals Luik, Schinnen, Solingen, Spaubeek. De makers kwamen met name uit Aken en Luik. Zij werkten in familiebedrijfjes, vooral gevestigd in de Spilstraat. Voor de fabricage werden contracten afgesloten mbt de levering van gemiddeld 330 stuks per contract van een bepaald wapen, meestal geweren. Zwaardvegers die hun bladen uit Solingen (D) betrokken, en ivoorsnijders voor de versiering van geweer en pistoolkolven secondeerden de fabricage.

Het is natuurlijk niet echt verwonderlijk dat in een stad als Maastricht, die in de loop van de eeuwen vaak werd aangevallen, veroverd en weer heroverd werd en een vesting en een garnizoensstad was er ook wapens werden geproduceerd. Dat deze echter tot de top van de wereld zouden behoren kon niemand weten? Makers als Familie De Lahaye, Koster, Beaumont en Peters hebben Maastricht ook als vuurwapen producent op de kaart gezet.

In ons land, waar sinds de 15e eeuw vuurwapens werden gemaakt, neemt de Maastrichtse vuurwapenproductie een bijzondere plaats in. Dit is vooral te danken aan de uiterst gunstige geografische en strategische ligging van deze van oorsprong Romeinse stad. Was de afzet van vuurwapens aanvankelijk betrekkelijk gering, deze nam al spoedig omvangrijker vormen aan. Het wapensmedengilde telde in de 16e eeuw reeds 14 leden, maar in de 17e eeuw groeide dit aantal explosief naar 118 leden. Met de vuurwapens die deze wapensmeden maakten, werd niet alleen aan de vraag voldaan op de binnenlandse markt, ook de buurlanden bestelden in groten getale vuurwapens bij de Maastrichtse ambachtslieden, immers Maastricht lag op een steenworp afstand van Luik en Aken, waar eveneens veel vuurwapens werden vervaardigd. Wanneer de aldaar gevestigde wapenmakers de vraag naar vuurwapens niet aankonden, of als de kwaliteit van vuurwapens er niet naar genoegen was, profiteerden de Maastrichtse vakgenoten hiervan mee.

De toename van de vraag naar vuurwapens was uiteraard een gevolg van de talrijke gewapende conflicten in die tijd, te beginnen met 'onze eigen' Tachtigjarige Oorlog [1568-1648]. De vuurwapens werden niet alleen door de legers van de Prins van Oranje besteld, immers ook in Duitsland en in de Zuidelijke Nederlanden was er grote behoefte aan vuurwapens. Keizer Karel V, als keizer van het Heilige Roomse Rijk en later zijn zoon Philips II, voerde vele oorlogen tegen 'afvallige' staten en vorstenhuizen na de afkondiging van het Edict van Worms. In de Republiek van de Verenigde Nederlanden zorgde Keizer Karel V er met zijn legers voor, dat de Noordelijke Nederlanden werden afgescheiden van de Zuidelijke. Ook na de Vrede van Münster in 1648 waren er geregeld conflicten, o.a. tussen de 'aartsrivalen' Frankrijk en Duitsland. Hierdoor ontvingen de Maastrichtse vuurwapenmakers steeds vaker opdrachten voor het leveren van grote partijen militaire vuurwapens. Bovendien werd er veel vuurwapens geleverd aan de reguliere handhavers van de openbare orde, zoals de schouten en hun rakkers.

De Maastrichtse wapensmeden specialiseerden zich vooral in de vervaardiging van militaire pistolen en geweren. Naast deze wapens werden ook veel luxe vuurwapens geproduceerd. De veelal notenhouten kolven van deze wapens werden vaak fraai gestoken en ingelegd met edele en onedele metalen, ivoor, been en parelmoer. Deze houten onderdelen werden echter niet vervaardigd door de wapensmeden zelf, maar door hout- en ivoorsnijders (beeldsnijders), die de wapens het aanzien gaven van een kunstwerk. De metalen delen werden eveneens kunstig gegraveerd met mythologische en ornamentele voorstellingen en voorzien van inlegwerk, deze kunst verstonden de Maastrichtse wapensmeden ook opperbest.

Luxeproducten.
In de zeventiende eeuw was het exotisme op zijn hoogtepunt.
Koloniën werden veroverd en aldaar aangetroffen bijzondere grondstoffen werden over zee geďmporteerd in West-Europa.
Meubelen met Cubaans wortelnotenhout, etuis van Aziatische roggenhuid, tabaksdozen van schildp
adfineer en Chinees porselein behoorden tot de inboedel van ieder welgesteld huishouden.
De Republiek der Verenigde Nederlanden speelde uiteraard een grote rol bij de import van luxe producten door de eminente rol die de Verenigde Oost-Indische Compagnie innam in het wereldverkeer.

In het kader van dit exotisme moeten we ook kijken naar het spectaculaire koppel pistolen met ivoren lades – het gedeelte van het wapen dat de loop ondersteunt – dat in het derde kwart van de zeventiende eeuw in Maastricht is vervaardigd.
Deze wapens zijn niet gemaakt om mee te vechten, maar dienden veeleer voor uiterlijk vertoon; ze toonden de welvaart aan van de trotse bezitter die zich dergelijke luxueuze stukken kon veroorloven.
Ze behoren tot het topsegment van wat wapenmakers in de zeventiende eeuw konden leveren.
De Republiek was tijdens de zeventiende eeuw een van de belangrijkste Europese centra voor de vervaardiging en verkoop van vuurwapens.
Dat de Verenigde Nederlanden, en dan Maastricht in het bijzonder, zo’n grote rol speelden in de vuurwapenfabricage en -handel had een historische achtergrond.
Door de langdurige strijd tegen de Spanjaarden en de koloniale veroveringsdrift was er een enorme behoefte aan vuurwapens voor het eigen leger. Ook buitenlandse vorsten en handelaren kregen, geheel volgens de Nederlandse handelsgeest, volop de gelegenheid om soldaten te werven en
oorlogsmaterieel in de lage landen aan te schaffen.
Zodoende ontstond hier een van de grootste stapelmarkten voor vuurwapens en andere oorlogsbehoeften, waaraan door enkele grote handelaren zoals bijvoorbeeld Louis de Geer en de familie Trip grof geld werd verdiend.

De scholing tot wapensmid vond plaats onder het regime van het gildewezen, meestal genoemd naar hun patroonheilige, in het geval van de wapensmeden St. Eloy, tot welk gilde overigens ook alle andere smeden behoorden. Het leerlingstelsel kende drie niveaus: leerling, gezel en meester. In de eerste fase van de opleiding ging een leerling in de leer bij één meester, in de volgende fase werd de leerling gezel en werkte dan onder toezicht van verschillende meesters. Om meester te kunnen worden, moest de gezel een meesterstuk maken, dat dan vervolgens door de gildemeesters moest worden goedgekeurd. Was hij geslaagd, dan mocht hij zich voortaan meester noemen en kreeg dan op zijn beurt leerlingen en gezellen om op te leiden.

Ook kreeg hij het recht zijn eigen keurmerk op alle door hem vervaardigde wapens te plaatsen. De gilden stelden bijzonder strenge eisen aan het gebruik van gereedschap en materialen. Af en toe treft men naast het meesterkeur ook het stadskeur op een wapen aan. Het stadskeur van Maastricht is een afgeleide van het stads- en bisschopswapen, dat wordt gekenmerkt door een tweekoppige adelaar.
De dubbel koppige adelaar komt van oudsher voor in het wapen van de keizers van het Heilige Roomse Rijk, te beginnen met Karel de Grote.

Deze dubbel koppige adelaar komt derhalve in het wapen van meer steden in ons land voor, zoals bijvoorbeeld Groningen en Nijmegen. Naast de dubbel koppige adelaar werd ook een vijfpuntige ster als keur gebruikt. Dit symbool was uitsluitend aan de stad Maastricht voorbehouden. Ook wordt meer dan eens een keur in de vorm van een gekroonde roos (egelantier) aangetroffen, dat eveneens op de stad Maastricht wijst

De Maastrichtse wapensmeden vormden door de eeuwen heen een hechte gemeenschap, er is sprake van bepaalde families,die wapensmeden voortbrachten en uiteindelijk leidde dit er toe,dat welhaast alle Maastrichtse wapensmeden familie van elkaar waren,dit veroorzaakt door wederzijdse huwelijksbanden.

Uit de historie komen dan ook enkele prominente Maastrichtse geslachten van wapensmeden naar voren, zoals: Jean Aerts, de familie Corbeau,de familie De La Haye, de familie Keunings, de familie Kitzen en de familie Krans. Van de familie De La Haye weten we dat er in de loop der jaren zes generaties geweermakers hebben bestaan in Maastricht. Dit is beschreven door Régis De la Haye; werkzaam als historicus en diaken in de Onze Lieve Vrouwekerk te Maastricht en ook woonachtig in Maastricht.

Uiteraard mogen in deze rij zeker niet de bekende 19e- eeuwse wapensmeden Pierre Stevens en Edouard de Beaumont ontbreken. Deze waren de producenten van de beroemde ´Snider´ en ´Beaumont´ geweren, waarmee ons leger in het midden en aan het einde van de 19e eeuw werd uitgerust.

Veel wapens uit Maastricht bevinden zich tegenwoordig in de grote en belangrijke collecties van binnen- en buitenlandse musea, w.o. in Duitsland, Oostenrijk, Zweden, Amerika, Rusland. Sinds kort zijn ook het Nederlands Wapenmuseum te Delft en het Rijksmuseum te Amsterdam in het bezit van een grote collectie Maastrichtse wapens. Hierdoor zijn echter de Maastrichter wapens uit de 17e en de 18e eeuw uiterst schaars geworden. Hieronder enkele van deze 'wapenfamilies'.

Fam. De Lahaye Fam. Kosters
Fam. Stevens Fam. Beaumont

Naor Bove

Detail jachtgeweer E. de beaumont

Militair 'Beaumont' geweer P.Stevens

Bron: Site Antieke wapens, Mestreechonline, foto: Bolk Antiques, SKD museum, legermuseum, Frits Widdershoven, boek Historische Encyclopedie Maastricht blz. 106-214-571

eine terök